Recensie: Gijs IJlander – De aanstoot
Een buitenlander in Koedijk
Georges Simenon is geen schrijver die in hoog aanzien staat. Hij schreef wel héél erg veel, en het ging hem wel héél gemakkelijk af. Maar als ik het over Simenon heb, heb ik het over een schrijver die ik bewonder. Hoewel zijn werk intussen misschien gedateerd is geraakt, telt het vele meesterwerkjes die vaak blijk geven van een diep psychologisch inzicht in wat de mens beweegt – en dan vooral de mens die ineens onder een intense spanning is komen te staan.
In zijn romans (vooral die waarin geen rol is weggelegd voor Maigret) zijn het meestal geen geboren misdadigers die een misdaad begaan, maar gewone mensen die zijn gezwicht onder druk van de omstandigheden. Er kwam iets op hun pad dat duistere krachten activeert waarvan zij niet wisten dat zij die in zich hadden. Soms hebzucht, jaloezie, bandeloosheid, soms simpele overlevingsdrang.
Ik moest aan het beste werk van Simenon denken toen ik de roman De aanstoot van Gijs IJlander las. Ik hoop hierboven te hebben aangegeven dat ik dat niet als een diskwalificatie bedoel. Waarom Simenon? Om te beginnen is de hoofdpersoon een schipper. Zijn broodwinning is het met bulkvracht bevaren van het Noord-Hollands Kanaal. Zijn zeilboot, de Agatha, is in 1905 al ouderwets, de motorboot is in opmars. Dan is er een tweede hoofdpersoon, de dochter van de smid: zij heeft ze niet allemaal op een rijtje. Er is ook een dode die door Wijnand Kops, de schipper, uit het kanaal wordt gevist: Cor Klaver, de postbode. En tenslotte is er een buitenlandse schilder die tijdelijk zijn intrek heeft genomen in het huis van de naar de stad vertrokken dokter.
Maar het zijn niet zozeer de ingrediënten alleen die aan Simenon doen denken. Het is vooral de manier waarop wordt omgesprongen met de heersende moraal. De helden van IJlander zijn vrije, of in elk geval dwarse geesten die willen uitbreken. Wijnand deed dat door zijn welvarende rederij te verspelen. Hij is zelf schipper geworden om, als hij vaart, één te worden met het voorbijglijdende landschap. Neel Muntjewerf brak uit door naakt te poseren voor de buitenlandse schilder in wie we Pablo Picasso moeten herkennen, want zijn schilderij ‘La belle Hollandaise’ dat het boekomslag siert, in 1905 geschilderd in Schoorldam, wordt in het boek beschreven als het portret van Neel. Amigo, noemen de dorpsbewoners de schilder, omdat hij iedereen zo aanspreekt.
Een buitenlander in zo’n kleine gemeenschap als Koedijk, daar kan niet veel goeds van komen. Postbesteller Cor Klaver bezorgt niet alleen de post, maar brengt ook praatjes in de wereld. Verstopt in de struiken slaat hij het creatieve proces in de dokterswoning gade om er schande van te kunnen spreken dat de jonge vrouw zich voor de schilder uitkleedt. Klaver speelt geen mooie rol. Geen wonder dat hij half vergaan uit het water moet worden gehaald.
Wat er precies is gebeurd weet Gijs IJlander als een volleerd suspense-auteur lang verborgen te houden. Als het schip van Wijnand Kops een half jaar na de macabere vondst in het kanaal vanwege de vorst gedwongen stilligt in Alkmaar, besluit de schipper de weduwe van de overijverige postbeambte op te zoeken. Kan zij licht werpen op de zaak?
Ook hier laat IJlander iets gebeuren dat indruist tegen de heersende moraal van die tijd. De schipper en de weduwe slapen met elkaar. Het bekrompen buurtje waar Alie Klaver woont, spreekt er schande van. Haar hond, of eigenlijk de oude diensthond van haar man, wordt de schedel ingeslagen. Waar Kops vooral van schrikt, is het vooruitzicht dat hij zijn vrije leventje op het water zou moeten opgeven als hij zich aan Alie bindt. Hij gaat gebukt onder schuldgevoel.
Hoe ingenieus het verhaal in elkaar zit, kan eigenlijk alleen worden verteld door de ontknoping prijs te geven, en omdat ik dat de schrijver niet kan aandoen, moet u mij maar op mijn woord geloven. Het boek is strak gecomponeerd, maar doet toch ‘los’ aan. IJlander schrijft bijna schrale zinnen, maar ze hebben, door de beelden die ze oproepen, grote zeggingskracht. Je hoort het krassen van de schaatsen van Wijnand Kops op het ijs, je voelt de vrieskou in je vingers. Zoals je ook de benauwdheid, de bekrompenheid van het kleine Holland van honderd jaar geleden voelt. Of is er niets veranderd?
Frank van Dijl
Gijs IJlander – De aanstoot. L.J. Veen. 208 blz. ****
Deze recensie stond in juni 2000 in Algemeen Dagblad.