Recensie: Stefan Brijs – Andalusisch logboek
Processie met gps
Sinds enkele jaren woont de Vlaamse schrijver Stefan Brijs in een klein dorpje in het zuiden van Spanje. Zijn huis is omringd door olijfbomen die hij door Pedro uit het dorp laat beheren. Andalusië is een ruig gebied: ingesloten door gebergte en zee en af en toe gegeseld door de wind. ‘Hij probeert langs alle zijden binnen te dringen, een opengewaaide deur is enkel met veel kracht weer te sluiten, alsof hij er zijn voet tussen heeft gezet.’
Het bekendste, ook in het Spaans vertaalde boek van Brijs is De engelenmaker, maar we komen in zijn Andalusisch logboek weinig opmerkingen over zijn romans of het schrijven tegen. Zijn persoonlijk leven wordt slechts gedoseerd bloot gegeven. Geen diepe zielenroerselen. Pas op bladzijde 166 vind je uit dat hij ook nog een vrouw heeft en ze mag ongeveer een alinea meedoen in dit boek. Je leert de mens Brijs kennen door zijn fascinaties: vogels, kunst, historie. Maand na maand doet Brijs verslag van zijn ontdekkingstochten door de streek. Zo gaat Brijs naar obscure plekken om een van zijn favoriete schilders te ontmoeten. ‘Wie naar Marchena komt, heeft er iets te zoeken. Negen Zurburáns bijvoorbeeld.’
Meestal is Brijs alleen op pad met slechts een gids in een museum of een priester in een kerk die zo gewillig is om hem naar vergeten schilderijen of kunstschatten te leiden. Ook bij de vele processies op Goede Vrijdag wordt hij rondgeleid door een jonge advocaat die hem de haast mystieke kracht van deze eeuwenoude traditie laat zien, al is er in de loop der jaren wel het een en ander veranderd.
Het Leidend Kruis gaat weer voorop. Met ingebouwde gps-zender, vertrouwt José Manuel me toe. De informatie daarvan wordt getoond op digitale lichtkranten, die overal in de stad hangen, zodat iedereen weet welke processie zich op welk ogenblik waar bevindt. Gods wegen zijn niet meer ondoorgrondelijk.
Brijs raakt steeds meer ingeburgerd al blijft hij een afkeer houden van de lokale stierengevechten. Hij snapt de Spaanse literatuur ook beter, bijvoorbeeld de gedichten van Federico García Lorca die redelijk onbegrijpelijk waren toen hij nog in België woonde. Nu woont hij in de streek waar de dichter leefde.
Hoe meer gedichten ik las, hoe duidelijker het me werd dat niet het boek of de woorden waren veranderd, nee, ikzelf was veranderd: er was in dat ene jaar al een stuk Andalusië in me gekropen, een stuk van de taal, een stuk van de tradities, een stuk geschiedenis.
Dat effect heeft dit boek eveneens op de lezer, je bent enkele honderden bladzijden lang deelgenoot geworden van een harde, maar fascinerende cultuur.
Coen Peppelenbos
Deze recensie verscheen in iets kortere vorm eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 26 mei 2017.