Recensie: Chus Pato – Finisterra
Dichteres aan het einde van de wereld
In perifere taalgebieden ontstaat vaak interessante literatuur. De Galicische dichteres Chus Pato voert haar lezers in meerdere opzichten mee naar een uiterste grens. Finisterra, de titel van de bloemlezing die Mariolein Sabarte Belacortu samenstelde uit het omvangrijke oeuvre van Pato, verwijst naar de ruige kaap in Galicië die in de oudheid letterlijk het einde van de bekende wereld was. Pato schrijft trouwens in het Galicisch, een van de drie minderheidstalen (naast Catalaans en Baskisch) die tegenwoordig naast het dominante Castiliaans erkend zijn in Spanje. Ook nu is die keuze nog steeds een statement in dat centralistische land. Ze moet worden gezien in het licht van Pato’s politieke activisme: de schrijfster is lid van het Frente Popular Galega, een communistische partij die naar Galicische onafhankelijkheid streeft. Separatisme of regionalisme is in Spanje vaak uitgesproken links, wat veel te maken heeft met de erfenis van oud-dictator Franco, onder wie minderheidstalen sterk werden onderdrukt: het Galicisch was jarenlang een met uitsterven bedreigde plattelandstaal die niet mocht worden onderwezen.
Deze uitgave van Pato’s gedichten past in de Sporenreeks van uitgeverij Perdu, gewijd aan hedendaagse buitenlandse experimentele poëzie. Hermetisch zou ik Pato’s oeuvre niet noemen, wel complex en veeleisend. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de voortdurende afwisseling van registers en de kruisbestuivingen met uiteenlopende genres. De dichteres schakelt bijvoorbeeld vlot over van prozapoëzie naar theaterteksten, dialogen, monologen of uitgebeende fragmenten met veel witruimte.
Haar politieke engagement en verhouding met taal schemeren door in pamflettistische passages als deze: ‘TAAL IS PRODUCTIE, taal produceert, produceert COMMUNICATIE PRODUCEERT DENKEN, PRODUCEERT POËTISCH VERMOGEN, produceert profijt en winst’. Pato ziet commodificatie als een proces dat zich ook tegen de taal richt: ‘de Taal, elke taal in het KAPITAAL, verandert in een consumptieartikel, precies zoals elke andere KOOPWAAR’. Sommige regels lijken bedoeld als pastiche van de gezwollen marxistische retoriek die nog altijd gretig wordt gebruikt in Zuid-Europa, maar gelukkig laat de auteur haar engagement niet aan de haal gaan met haar poëzie.
Verder heeft de complexiteit van deze poëzie ook te maken met intertekstualiteit: Pato strooit onder meer met verwijzingen naar de klassieke mythologie en oudheid (de Styx, Euridice enzovoort), de Bijbel, het oude Egypte, feministische auteurs als Sylvia Plath en Angela Carter, dichters als Hölderlin enzovoort. Een goed bijvoorbeeld is het volgende fragment, waarin Pato overigens nog een ander terugkerend thema aankaart, namelijk haar vrouwelijkheid: ‘ik kan me mezelf niet voorstellen als Beatrice te midden van de hemelse koren, maar ook niet als Laura, Emma of Anna Karenina, en al helemaal niet, of helemaal wel, waarom niet, als de Dame met de camelia’s; ook niet dat ik mijn kinderen vermoord of de stem weef van het raadsel, of schepen vernietig of de oorzaak ben van de laatste slachtpartij in Troje’. In enkele regels passeren hier Dante, Petrarca, Flaubert, Tolstoj, Dumas en Homeros de revue. Van de lezer wordt dus wel op zijn zachtst gezegd enige belezenheid verwacht. Het gaat Pato met die verwijzingen naar eigen zeggen echter niet om het zoeken naar mensen die haar hebben beïnvloed, maar om het ‘opstellen van een genealogie’.
In haar mooie nawoord geeft Anne Vegter toe dat ook zij zich tijdens de lectuur van deze gedichten bij momenten gedesoriënteerd voelde: ‘Ik bevond me in terra incognita. Dus ging ik op zoek naar aanknopingspunten. Ik werd niet meteen gerustgesteld. Ik was gedichtsgewijs gekatapulteerd en aangekomen in een onbekend brein. Wier brein, wiens brein? Werd ik gek? Waar was ik?’ Maar wie doorzet en zich laat meevoeren door de poëzie, wordt beloond. Wanneer de lezer dreigt te verdwalen, stelt de dichteres hem gerust: ‘zoals de moeder tegen haar baby praat omdat ze veronderstelt dat hij haar verstaat, zo richt het gedicht zich tot ons’. Zelfs als het hem even gaat duizelen, toont Pato hem weer de weg met een krachtig beeld: ‘natuurlijk toont het gedicht de verborgen activiteit van zijn / cellen niet / die aan de hemel ontploffen als noorderlicht // of een atoomsplitsing’. Deze dichteres kan je volgen naar het einde van de wereld.
Daan Pieters
Chus Pato – Finisterra. Vertaald uit het Galicisch door Mariolein Sabarte Belacortu.Perdu, Amsterdam. 72 blz. € 19,95.