Recensie: David Pefko – Levi Andreas
Pefko is iemand die durft te vertellen
Nu kan David Pefko zich wel beklagen dat zijn debuut Levi Andreas wordt vergeleken met het werk van Arnon Grunberg – en natuurlijk: het is ook een angstig idee om door Arie Storm in Het Parool ‘een Grunbergkloon’ genoemd te worden ‘die ook nog eens schaamteloos te werk gaat’ – maar ik kan er ook niet omheen: Pefko’s roman doet sterk aan het werk van Grunberg denken. Het is niet anders. De vraag is of dat erg is. Ik vind van niet.
Om te beginnen zou ik me niets aantrekken van Arie Storm, auteur van slechtverkopende, in pseudo-reviaans geschreven romans, die er plezier in schept om in zijn hoekje in Het Parool beter voor de dag komende schrijvers te beschimpen.
Zeker: Rosa, de eigenlijke hoofdpersoon in de met 376 bladzijden kloek uitgevallen roman, universitair opgeleid maar werkzaam als strijkster in een stomerij, en Levi Andreas, een charlatan met een voorliefde voor onbetaalbare luxe, hebben de trekken van romanfiguren zoals we die uit de boeken van Grunberg kennen. Het decor – Amsterdam-Zuid, New York – komt ons bekend voor, niet minder het verknipte joodse milieu waarin Levi opgroeide. Er wordt ook nogal vaak in restaurants gegeten.
Zowel Arnon Grunberg (1971) als David Pefko (1983) werd van de middelbare school verwijderd; beiden klusten daarna als bordenwasser en kerstballeninpakker, zoals de hoofdpersonen van ieders debuut – Grunbergs Blauwe maandagen verscheen in 1994 – ook met allerlei schimmige baantjes hun inkomen bij elkaar scharrelen.
Treffender is de overeenkomst in stijl en toon. Iemand consequent ‘het 22-jarige meisje’ noemen, laconieke zinnen schrijven als: ‘(-) mijn grootmoeder zei dat ze niet eens meer wist hoe ik eruitzag. Mijn grootmoeder kan goed overdrijven’ – het is niet eens zo moeilijk om te geloven dat Arnon Grunberg na Marek van der Jagt een nieuw alter ego heeft geschapen.
Maar laten we ervan uitgaan dat David Pefko een reëel existerende auteur is die het ook niet kan helpen dat zijn achtergrond op die van Grunberg lijkt. Dan kan al het bovengenoemde als bezwaar worden opgeworpen, maar belangrijker is dat hier een schrijver aan het woord is die zich evenmin als – vooruit: nóg maar eens – Grunberg iets aan conventies gelegen laat liggen. Pefko is iemand die durft te vertellen, die niet bang is om een verhaal tot haast mythische proporties op te blazen.
In wezen is Levi Andreas een romantisch verhaal: Rosa vindt in een borstzakje van een overhemd een briefje dat te herleiden valt tot klant nummer 217: Levi Andreas. Tot halverwege het boek wisselen hoofdstukken waarin Rosa en hoofdstukken waarin Levi als ik-figuur optreden elkaar af. Het zijn parallelle geschiedenissen, elk met hun eigen dramatische ontwikkelingen.
In de tweede helft van het boek volgt een briefwisseling tussen Rosa en Levi en uiteindelijk reist de strijkster hem achterna naar de andere kant van de wereld. Maar ontmoeten zal ze hem nooit, zoals we al vanaf de eerste bladzijde van de proloog weten. Heeft Rosa, die psychologie studeerde, iets van haar queeste opgestoken? ‘Geluk is niet onmogelijk.’ Ze schreeuwt het uit temidden van de gletsjers waar haar tocht haar heeft gebracht en ze weet dat ze het meent. Daarmee is het boek uit.
Een happy end dus? Toch niet, want het niet onmogelijke geluk lijkt eruit te bestaan om te kunnen ‘verdwijnen, opgaan in de struiken, de meren en de gletsjer hier; misschien wel net zoals Levi Andreas. Ook mijn geschiedenis zou nu kunnen verdwijnen.’
Alles bij elkaar is Levi Andreas een bijzonder boek, hoewel de compositie in vier delen onevenwichtig aandoet. Het eerste deel, met de afwisselende Rosa- en Levi-hoofdstukken, beslaat de helft van de roman waardoor bijfiguren te veel ruimte krijgen.
Maar enfin, laat Arie Storm maar kletsen. Met David Pefko gaan we nog interessante dingen meemaken.
Frank van Dijl
David Pefko – Levi Andreas. Van Oorschot, Amsterdam.
Deze recensie verscheen in februari 2010 in HP/De Tijd.