Recensie: Hans Vervoort – Het bedrijf. Confrontatie
Een egodocument gepresenteerd als historische roman
‘Nooit van z’n levensdagen zou hij een dikke kroniek schrijven over zijn jaren bij de Weekbladpers. Onherroepelijk zou dat hier en daar ironisch uitvallen, dat was zijn stijl nu eenmaal (…).’ Deze overpeinzingen staan op bladzijde 178 van Het bedrijf. Confrontatie. De lezer heeft dan nog tweehonderdvijftig bladzijden te gaan totdat het bevrijdende woord einde het derde deel van de bij elkaar ruim twaalfhonderd bladzijden tellende en zeg maar gerust: díkke kroniek afsluit.
Het is er dus toch van gekomen dat Hans Vervoort inging op de suggestie van Rinus Ferdinandusse: ‘(…) je moet nu Het Bureau van de Weekbladpers schrijven. Je moet de J.J. Voskuil van het voormalige verzetsblad worden.’ Er zou volgens de voormalige hoofdredacteur van Vrij Nederland een ‘mooie, grote, zelfs harde roman’ in zitten.
Maar Hans Vervoort moest eerst met pensioen voordat hij, oud-marktonderzoeker, oud-uitgever en oud-bladenmaker bij de Weekbladpers en daarnaast schrijver van fijne novellen en kleine romans die opvielen door hun inderdaad ironische toon, aan de slag ging. Met het verschijnen van deel 3, Confrontatie, is de romancyclus voltooid.
De hoofdpersoon heet net als de schrijver Hans Vervoort. Die heeft er dus niet voor gekozen om, zoals Voskuil deed, het naar hem gemodelleerde personage een schuilnaam te geven. Bij Vervoort vallen verteller en hoofdpersoon volledig samen, een meer dan gretige bierdrinker, sigarettenroker en memoschrijver. Waarom gebruikt hij dan niet de eerste persoon enkelvoud? Het gebruik van ‘Hans’ en ‘hij’ suggereert een afstand die er in werkelijkheid niet is. De verteller is geen alleswetende instantie: hij vertelt de lezer nooit meer dan wat hij zelf waarneemt of wat er in zijn eigen hoofd omgaat.
Ondanks de nadrukkelijke presentatie als ‘roman’ en het ontbreken van een ik-figuur, vormen de drie delen van Het bedrijf in feite een egodocument: de memoires van een tijdschriftuitgever, non-fictie want niets is verzonnen, de kroniek ‘die hij nooit van zijn levensdagen zou schrijven’. Vervoort verschuilt zich achter de feilbaarheid van zijn geheugen: daarom noemt hij Het bedrijf ‘voorzichtigheidshalve een roman, een historische roman.’
Maar enkele regels verder in zijn ‘Ter inleiding’ ontkracht hij dat als hij zegt: ‘(…) in tegenstelling tot een verzonnen verhaal waar geen mus van het dak valt zonder dat dat een bedoeling heeft, lopen in een bedrijfskroniek personages het verhaal in en uit zoals het lot of zijzelf dat willen.’
Inderdaad valt in geen van de drie delen van Het bedrijf een mus van het dak. De historische roman, vooruit dan maar, beschrijft wat Hans Vervoort bij de Weekbladpers, het linkse bastion achter Vrij Nederland, Voetbal International en Opzij en De Arbeiderspers, Querido en Nijgh & Van Ditmar, in zijn opeenvolgende hoedanigheden zoal meemaakte. Dat het amusante kost is, komt doordat Vervoort genadeloos de keerzijde blootlegt van het idealistische model volgens welk het bedrijf was ingericht, een soort arbeiderszelfbestuur: hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse was de gegijzelde van zijn redactie; alleen door sluw spel kreeg hij (soms) gedaan wat hij wilde. Voetbal International verschanste zich in Gouda: geen Amsterdammer die het waagde zich daar te vertonen. Als Vervoort de arrogantie die de medewerkers van de Weekbladpers ten opzichte van elkaar, van hun bovengeschikten en uiteindelijk van hun lezers ter sprake brengt, doet hij dat inderdaad met zijn ironische pen.
In Het bedrijf: Confrontatie breken nieuwe tijden aan: managers doen hun intrede. Vanaf nu gaat het om de poen en is niemand zijn leven zeker. Hier is het, in de beste romantische traditie: hoogmoed komt voor de val. Niets is fantastischer dan de werkelijkheid, dat blijkt maar weer eens, en het levert in dit geval heerlijke lectuur op. Toch vind ik het jammer dat Hans Vervoort niet zelfs maar één mus van het dak heeft gegooid.
Frank van Dijl
Hans Vervoort – Het bedrijf. Confrontatie. Nijgh & van Ditmar.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP/De Tijd, januari 2010.