Recensie: Mel Wallis de Vries – Schuld
‘Mijn hart begint te bonzen en ik voel me een beetje misselijk worden’
Vorige week won Schuld van Mel Wallis de Vries de Prijs van de Jonge Jury. Die prijs won ze voor de vijfde keer en dat betekent dat de boeken van Wallis de Vries goed liggen bij jonge lezers. Ik had nog nooit een boek van Wallis de Vries gelezen en besloot het prijswinnende boek te lezen.
Jongeren waarderen vaak boeken die dicht bij huis spelen. Ze lezen het liefst verhalen waarin een duidelijke spanningsboog zit, over herkenbare plekken (school, Nederland), in een taal die niet al te moeilijk is. Zie ook het succes van Carry Slee en Francine Oomen (die als pluspunt had dat zij humor in haar boeken bracht).
Wallis de Vries gebruikt de jongerentaal in haar boek.
‘Hij schrijft een artikel over die twee meisjes die zelfmoord hebben gepleegd.’
‘Oh my god, echt? Wat vet!’
Schuld moet het vooral hebben van de spanning. Na de zelfdoding van de zestienjarige Leila waart er een moordenaar rond in Amsterdam die vijf namen van meisjes op zijn lijstje heeft staan. Eén voor één stalkt hij ze en uiteindelijk vermoordt hij er een aantal. Hij laat de moorden er steeds uitzien alsof het zelfmoorden zijn.
De moordenaar duikt steeds even op in het verhaal en dan kruip je in zijn gedachten. Wallis de Vries laat je een paar keer denken dat je weet wie de moordenaar is, maar dat zijn, zoals het een goede thriller betaamt, dwaalsporen. In de rest van de hoofdstukken volg je de meisjes die de een na de ander aan de beurt zijn. Tot zover de spanningsboog en ik zal niets verklappen over het eind, want dat haalt het leesplezier voor een groot deel weg. Wel kunnen we zeggen dat er aan het eind een ouderwetse boodschap zit, die te maken heeft met pesten en met aandacht geven aan mensen. ‘Had ik maar, was ik maar… allemaal nutteloze woorden. Want er is geen tweede kans. Uiteindelijk komt het neer op de keuzes die we maken.’ Nou, dat kan op een tegeltje aan de wand.
Het is mooi dat jongeren lezen. Het maakt niet zoveel uit wat. Zelf las ik, toen ik jong was, allerlei horrorstrips tot het moment dat die verhalen me begonnen te vervelen en iemand me een literair boek in handen gaf waardoor ik erachter kwam dat er nog een totaal andere wereld bestond. Op dat moment begon mijn esthetische vorming. Jongeren interesseren zich niet zo voor de stijl waarin een boek geschreven is, critici wel. Daarom zullen critici nooit een boek van Mel Wallis de Vries bekronen.
Want allemachtig, alle clichés worden weer van stal gehaald om het boek spannend te maken.
‘Met mijn hart in de keel luister ik.’
‘Met mijn hart in de keel stap ik af.’
‘Ik hoor mijn hart in mijn keel kloppen.’
‘Mijn gezicht is nat van het zweet en mijn hart hamert in mijn keel.’
‘Mijn hart bonst snel en hard in mijn keel.’
‘Mijn hart schiet meteen in mijn keel.’
‘Mijn hart bonst in mijn keel.’
‘Met mijn hart in de keel loop ik de trap op.’
Het is sowieso een cardiologische veldslag bij Wallis de Vries:
‘Mijn hart begint onregelmatig te kloppen.’
‘Mijn hart begint te bonzen en ik voel me een beetje misselijk worden.’
‘Mijn hart mist een slag.’
‘Mijn hart begint onregelmatig te kloppen bij het idee, bij de beelden die in mijn hoofd opkomen.’
‘Met kloppend hart draai ik me om.’
‘Mijn hart mist een paar slagen en de adrenaline giert ineens door mijn lijf.’
‘Mijn hart begint te bonzen als ik het briefje lees: […]’
‘Mijn hart gaat als een razende tekeer.’
‘Mijn adem hapert en mijn hart mist een slag.’
Een ander trucje om een boek spannend te maken is om zoveel mogelijk het woord ‘plotseling’ (24 keer), ‘ineens’ (41 keer), ‘opeens’ (42 keer) of ‘met een schok’ op te nemen:
‘Met een schok word ik wakker. Mijn gezicht is nat van het zweet en mijn hart hamert in mijn keel.’
Twintig hoofdstukken later wordt iemand op dezelfde manier wakker.
‘Met een schok word ik wakker. Mijn hoofd doet pijn en ik ben misselijk, alsof ik een gigantische kater heb.’
Er wordt natuurlijk weer veel gezucht en met het hoofd geschud, geknikt en gesist (ook als het niet kan: ‘Vergeet het mandje niet,’ sist Romee.) en schouders worden enorm vaak opgehaald waarbij ook nog wordt uitgelegd wat ermee bedoeld wordt. En opnieuw weet Wallis de Vries weinig variatie aan te brengen.
‘Joel zwijgt een paar seconden en haalt dan zijn schouders op.’
‘Milou haalt haar schouders op, alsof alles daarmee is afgedaan.’
‘Ik haal mijn schouders op en doe net alsof ik het niet snap.’
‘Ik haal mijn schouders nog een keer op.’
‘Ik haalde mijn schouders op.’
‘De vrouw haalt haar schouders op en wendt zich tot een andere klant.’
‘Ik haal mijn schouders op.’
‘Jasper haalt zijn schouders op.’
‘Ik haal mijn schouders op, omdat ik niet weet hoe ik anders moet reageren.’
‘Romee haalt haar schouders op, alsof het haar niet veel kan schelen.’
‘Ik haal mijn schouders op.’
‘Ik haal mijn schouders op.’
‘Hij haalt zijn schouders op, alsof hij daar verder niet over wil praten.’
‘Ik haal mijn schouders op.’
‘Met een geïrriteerd gebaar haalt hij zijn schouders op.’
‘Ik haal mijn schouders op en doe net alsof ik het allemaal prima vind.’
‘Ik haal mijn schouders op.’
‘Romee haalt haar schouders op.’
‘Als ik geen antwoord geef, haalt Romee haar schouders op, alsof het haar al niet meer interesseert.’
En dan sla ik de vijf keer dat mensen iets ‘schouderophalend’ zeggen maar over. Voor de liefhebber: er wordt in Schuld ook heel veel verschrikt en verbaasd over de schouder gekeken.
Wallis de Vries benoemt daarnaast elke emotie. Geen enkel gevoel hoef je als lezer zelf in te vullen. Dat is makkelijk voor leerlingen. Daarom scoort deze schrijfster bij haar doelgroep. En oh, wat is het fijn dat jongeren lezen. Maar toch. Een goed cliché is natuurlijk nooit weg, maar om de hele tekst ermee vol te plamuren is weer het andere uiterste.
Coen Peppelenbos
Mel Wallis de Vries – Schuld. De Fontein, Utrecht. 224 blz. € 13,99.