Recensie: Édouard Louis – Geschiedenis van geweld
IJzersterke analyse die onder de huid kruipt
Geschiedenis van geweld van de Franse schrijver Édouard Louis – geboren als Eddy Bellegueule in 1992 – is een boek par example waarin een levensgebeurtenis die een kentering veroorzaakt tot literatuur wordt gemaakt door het in een dwingende vorm te gieten en door interne verschuivingen in de tekst, door de nuance van verschillende vertelstemmen.
Je zou het daardoor een roman kunnen noemen, maar dat is in dit kader volstrekt irrelevant. De tekst blijft dicht op de huid van de schrijver, misschien nog wel dichter door de gekozen aanpak dan wanneer er sec verslag zou worden gedaan. Het zorgt ervoor dat het autobiografische karakter er in die zin niet veel meer toe doet. Het is het tillen naar een hoger plan, de viering van de subtiliteit. Van jezelf een studieobject maken, een personage.
In de kerstnacht 2012 wordt Louis rond vier uur op straat aangesproken door een jongeman van buitenlandse afkomst die zich Reda noemt, een immigrant die hem feitelijk paf doet staan. Louis heeft wat literatuur onder zijn arm waar hij eigenlijk in wil duiken, maar hij is geobsedeerd door de uitstraling van de passant. Hij neemt hem uiteindelijk mee naar huis, een klein appartement dat Louis tot die nacht als een maatpak paste, maar dat hem nadien vreemd, te nauw, te eng is geworden. Ook in de betekenis van beangstigend.
Na seks en na gesprekken over ontheemd zijn, over racisme en wanhoop, slaat bij Reda ineens de vlam in de hersenpan wanneer Louis zijn iPad uit diens zak haalt. Louis denkt het met de rede, met de taal te kunnen oplossen, maar Reda trekt een pistool en dreigt hem te vermoorden. Er ontstaat een beangstigende patstelling. Nadat Louis is verkracht, weet hij zijn belager de gang op te werken. Alwaar Reda teemt, zich uitput in verontschuldigingen, zich afvraagt of Louis zeker weet dat hij moet vertrekken.
Louis wil het er eigenlijk bij laten zitten, maar zijn twee beste vrienden weten hem de volgende dag te overtuigen dat hij aangifte moet doen. (Heel scherpe analyse van hun beweegredenen, niet van egoïsme gespeend.) Vervolgens belandt hij in een juridisch en medisch moeras. Louis is tevens socioloog en dat maakt de zelfkritiek en de analyse van de omstandigheid zo gedegen, zo intens doordacht, maar het is de taal die voor de daadwerkelijke overwinning zorgt.
Bekenden vragen hem of het wel gaat, maar zitten niet op zijn nee te wachten. Als een waanzinnige gaat Louis zijn appartement en zijn lichaam schoonmaken, niet eenmaal, niet tweemaal, maar ontelbare keren. De waanzin en de pijn komen mooi tot uitdrukking in het feit dat hij zelfs de spiegel in de badkamer waarin Reda zich na het douchen heeft bekeken tot bloedens toe poetst.
Na slechts een drietal pagina’s verandert het perspectief. Louis is teruggegaan naar het platteland ten noorden van Parijs waar hij is opgegroeid. Een plek waar hij eigenlijk al afscheid van had genomen, waar hij jaren niet is geweest. Zijn zus vertelt het hele verhaal aan haar man, een vrachtwagenchauffeur die slechts met zichzelf weet te zwijgen. Louis staat onbewogen achter de deur, als toehoorder van zijn eigen ongeluk. Het geeft Louis als schrijver de mogelijkheid om de familieverhouding te analyseren. Zijn zus mengt in haar streekdialect woede, wrok, ironie en berusting.
Wat is de verwijdering tussen de twee familieleden pijnlijk herkenbaar neergezet. Het sturen van kaarten aan verwanten, niet zozeer om de band te onderhouden, maar om te herinneren aan de afstand, letterlijk en figuurlijk. Louis, de schrijver, geeft zo nu en dan, in cursief, commentaar op het relaas van zijn zus. De lezer krijgt aldus extra informatie, zaken die Louis niet met zijn zus heeft gedeeld, een andere, meer nauwkeurige lezing van het geheel, details die hij door schaamte bij iedereen achterwege heeft gelaten. ‘…dat wat schaamte wordt genoemd is in feite de sterkste, duurzaamste vorm van onthouden, een hogere vorm ervan, een herinnering die zich diep in het vlees grift.’ Louis is onderwerp en observator tegelijk.
Louis neemt het op voor de immigrant op zich, schetst de wrange realiteit van de afgestompte overheidsdiensten. De verschrikking van ‘de procedure’ die een mens nu eenmaal schijnt te moeten ondergaan. De onderzoeken zijn bloedstollend. Ook door de van-horen-zeggen-manier waarop ze worden gepresenteerd. Het slachtoffer krijgt toch ergens het stempel van ‘mededader’. Waarom heb je een onbekende in huis gehaald? Was het – tot in den treure herhaald, zodat je gaat twijfelen – wel een echt pistool?
Door het hele boek heen speelt een, licht verschuivend mantra. ‘Over een week zal je zeggen: Alweer een week geleden dat het is gebeurd.’ Ja, het boek is therapeutisch, maar door de goede dosering, door de stijl, wordt dat naar de achtergrond gedrongen, ergens in de coulissen. De schrijver, het slachtoffer, leeft naast zijn woorden. Een overlevingsmechanisme. Louis het personage, Louis de schrijver ondergaan simultaan de hobbelige weg van de verwerking. Louis blijft in eerste instantie het verhaal van de gebeurtenis compulsief vertellen, om via een periode van besluipende paniek tot een zekere berusting te komen. Een gemaakte onverschilligheid, waarin een getroffen mens de uren aftelt in een mistige inertie.
Het meest subtiele element is de manier waarop Louis zijn jeugd op het platteland, zijn moeilijke positie als homoseksueel tussen de ruige [excuus] boeren, verwerkt in deze tekst. Geschiedenis van geweld is technisch gezien subliem, maar de kwalificatie ‘gruwelijk goed geschreven’ geldt hier nog veel meer dan bij zijn debuut Weg met Eddy Bellegueule, gezien het onderwerp ook letterlijk. De gebeurtenis kruipt als vanzelf onder je huid. Behalve van de ijzersterke analyse kun je ook van de mooie, nergens gezochte beelden genieten. Het is de verbeelding die het slachtoffer in de schrijver uiteindelijk redt. De schrijver ‘liegt’ zich met zijn eigen waarheid geestelijk gezond.
Guus Bauer
Édouard Louis – Geschiedenis van geweld. Vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos. Bezige Bij, Amsterdam. 224 blz. € 19,99.