Recensie: Emiliano Monge – De rauwe hemel
Een cirkel van geweld
Volgens de overlevering werd de eerste Mexicaanse mesties geboren nadat de Spaanse veroveraar Hernán Cortés de indiaanse La Malinche zwanger had gemaakt. Zo ook wordt Germán Alcántara Carnero, het hoofdpersonage van De rauwe hemel, op agressieve wijze verwekt. Zijn leven zal volledig doordrenkt zijn van geweld, en gewelddadig eindigen, zodat de cirkel op het einde helemaal rond is. In het boek wordt zijn levensverhaal fragmentarisch uit de doeken gedaan door een alwetende verteller die een aantal scharniermomenten bewust in niet-chronologische volgorde belicht: ‘Een verhaal kan immers wellicht géén begin of meerdere beginpunten hebben, zoals het ook een doorlopende lijn kan volgen of van moment naar moment kan springen, maar het kan niet zomaar met ieder moment eindigen: een verhaal moet eindigen zoals het afloopt met het bestaan van de persoon die het bezielt en die de tekst tot leven brengt.’
Monge last dus voortdurend passages in uit meerdere levensfasen van de protagonist, zoals zijn laatste werkdag als districtscommissaris van Lago Seco (‘Droog meer’), het dorp op de Mexicaanse hoogvlakte waar Germán Alcántara Carnero de scepter zwaait. Al snel blijkt dat we niet zomaar te maken hebben met een ambtenaar, maar veeleer met een meedogenloze misdadiger, al waren dat in het Mexico van de twintigste eeuw uiteraard vaak synoniemen. Als zoon van straatarme dagloners werd hij in 1901 geboren in het vrijwel feodale Mexico, waar een kleine minderheid van grootgrondbezitters een enorme massa horigen uitbuitte. De Mexicaanse revolutie veranderde amper iets aan die machtsverhouding en al gauw ontpopte Germán Alcántara Carnero zich van slachtoffer van de uitbuiting tot een opportunist die vuile klusjes opknapte voor lokale potentaten. Gestaag klom hij op in de hiërarchie, desnoods sneed hij daarvoor eigenhandig een opstandige pastoor de keel door.
Wanneer Germán Alcántara Carnero in 1981 sterft, is het tijdperk van de Mexicaanse narco’s nog niet echt aangebroken omdat de Colombianen op dat moment nog de internationale drugshandel controleren, maar impliciet lijkt de boodschap wel te zijn dat het brute geweld van de Mexicaanse drugkartels een lange voorgeschiedenis heeft. De sociale ongelijkheid zet zich door in de huidige Mexicaanse samenleving: nog steeds gaan niet zozeer de geweldenaren, maar vooral hun slachtoffers op zoek naar een beter leven in de Verenigde Staten, en geen muur kan ze tegenhouden.
Het zinderende landschap van de meseta of hoogvlakte in De rauwe hemel komt bekend voor en ook in andere opzichten brengt Monge een hommage aan grote voorgangers uit de Mexicaanse literatuur als Carlos Fuentes, maar elk exotisme is hem vreemd. De rauwe smerigheid waarmee de auteur het naakte leven in beeld brengt, zoals wanneer hij de geboorte van Germán Alcántara Carnero in een kippenhok beschrijft, is zonder weerga. Maar die smerigheid wordt wel weergegeven in een weergaloze stijl: op stilistisch gebied zit Monge ongetwijfeld in de kopgroep van de nieuwe lichting Latijns-Amerikaanse schrijvers. De klasseflitsen volgen elkaar in snel tempo op: ‘Naast het zwavelige stof, het besmette kaf en de minuscule steenflinters komen op de ziekelijke wind ook geuren en geluiden aangedreven die niet op de bodem van het ruigland zijn geboren: het fladderen van een vogel die we niet zien, het rotten van een dood konijn, het nerveuze ratelen van een slang, het ontluiken van de bloemen die als kroontjes op de kogelcactussen staan.’
Monges stilistische hoogstandjes zijn in het Nederlands natuurlijk ook de verdienste van vertalers Heijo Alting en Brigitte Coopmans, die er goed aan hebben gedaan om de weerbarstige tekst niet helemaal glad te strijken en evenmin alle weerhaken uit de roman hebben gepeuterd. Hun vertaling is een mooie weergave van Monges licht archaïsch klinkende Mexicaanse Spaans.
Daan Pieters
Emiliano Monge – De rauwe hemel. Uit het Spaans vertaald door Heijo Alting en Brigitte Coopmans. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 254 blz. € 24,99.