Recensie: J.G. Ballard – High-Rise
Algehele herwaardering
Mooi, deze herwaardering van de grote schrijver James Graham Ballard (1930-2009). Aanvankelijk – in de jaren zestig – staat Ballard bekend als een sciencefictionschrijver met perverse inslag, maar dat verandert in de jaren tachtig met het autobiografische Keizerrijk van de zon. Opeens is Ballard high brow-cultuur; De Arbeiderspers geeft – tot aan zijn dood – al zijn latere werken uit. Lebowski Publishers keert nu terug op de schreden van Ballard; keert met een nieuwe vertaling terug naar High-Rise uit 1975.
De directe aanleiding hiervoor is de verfilming van de roman in 2015 door Ben Wheatley. Een angstaanjagende speelfilm, net als de roman. High-Rise staat voor een imponerende torenflat van veertig verdiepingen waarin zo’n 2.000 mensen wonen. Het is een verticale stad. Internist Robert Laing bewoont een appartement in het middensegment, zo rond de twintigste verdieping. Laing is, hoewel net gescheiden, succesvol in het leven. Aanvankelijk voelt hij zich dan ook senang in de net opgeleverde torenflat. Maar daar komt snel verandering in. Laing spiegelt zich aan zijn meer succesvolle buren, maar nog meer aan de architect van het gebouw, Anthony Royal, bewoner van het immense penthouse. Documentairemaker Richard Wilder op zijn beurt, is weer lichtelijk jaloers op Laing en de zijnen die vele verdiepingen boven hem wonen. De sociale druk, uitgeoefend vanaf boven, neemt zienderogen toe. En komt dan tot een uitbarsting, waarbij de ratio verdwijnt en het primitivisme toeneemt, al denkt de homoseksuele en bedreigde Talbot er het zijne van:
Het is een vergissing te denken dat we allemaal op weg zijn naar een toestand van primitieve gelukzaligheid. Hier lijkt het niet te gaan om de edele wilde, maar eerder om ons niet-onschuldige post-freudiaanse ego, dat verontwaardigd is over die veel te toegeeflijke zindelijkheidstraining, toewijding aan de borstvoeding en ouderlijke genegenheid – wat alles bij elkaar gevaarlijker is dan alles wat onze victoriaanse voorouders zich moesten laten welgevallen.
Hoewel tamelijk absurd en niet-realistisch, zijn Ballards beschrijvingen van een survival of the fittest-situatie – ieder voor zich en God voor ons allen – exemplarisch voor het gedrag van ons mensen in het postmoderne tijdsgewricht: het kan ons allemaal verdomd weinig schelen. Ondertussen is ons – althans Ballards personages’ – gedrag vergelijkbaar met de Neanderthaler: vreten, jagen, neuken en slapen. Meer niet. De aanvankelijk hypermoderne torenflat is uiteindelijk niets meer dan een apenrots, waarop een guerrillaoorlog woekert, net zolang tot voor nagenoeg iedereen de dood erop volgt. Als Ballards roman iets is, dan is het wel een beangstigende toekomstroman waarvan niemand wil dat het werkelijkheid wordt, maar dat er wel het besef is dat het angstig dichtbij komt. Dit is naar ik meen de grote kracht van het visionaire werk van J.G. Ballard.
Wiebren Rijkeboer
J.G. Ballard – High-Rise. Vertaald door Irving Pardoen. Lebowski Publishers, Amsterdam. 265 blz. € 19,99