Recensie: Marjolijn van Heemstra – Het groeit! Het leeft!
Wat maakt een moeder?
Moederschap, zegt Rachel Cusk, is ‘een soort wildernis waar iedere vrouw zich met een hakbijl doorheen moet slaan, deels martelaar, deels pionier’. Met dit citaat opent het nieuwe boek van Marjolijn van Heemstra, theatermaakster, schrijfster en sinds kort ook moeder. Het groeit! Het leeft! bundelt de columns die ze voor Trouw schreef tijdens de eerste twee jaar van haar leven met zoon. In de schaarse adempauzes die haar in de chaos van haar nieuwe wereld gegeven zijn, zet ze haar eigen ‘wildernis’ op papier in korte, kordate zinnen – ‘omdat mijn leven nu eenmaal uit korte lijntjes bestaat. Snelle sprintjes’. Het is een vorm die past bij de koortsachtige wereld van de nieuwe moeder – de nieuwe, schrijvende moeder.
Het is niet voor niets dat van Heemstra zich behalve Rachel Cusk ook schaart in het gezelschap van Susan Sontag, Anne Sexton en Pamela Erens. Vrouwen die hun leven omzetten in taal en niet schromen om thema’s onder handen te nemen die lang als literatuuronwaardig werden beschouwd. En nog steeds. Want op een dag krijgt van Heemstra van een mannelijke lezer de vraag waarom ze zich bezighoudt met een ‘te klein onderwerp’ als het moederschap; de wereld, zegt hij, is toch veel groter en interessanter dan dat? Zij, van Heemstra, is toch veel meer dan ‘alleen’ moeder?
Het duurt even voor ze kan antwoorden. De ‘krampachtige scheiding’ tussen ‘meer’ en ‘moederen’ waar onze westerse cultuur zo graag aan vasthoudt, benauwt haar. In plaats van het smalle, beklemmende idee van moederschap wil van Heemstra juist de breedte ervan benadrukken. Het feit dat moederschap verweven is ‘met elke vezel van je leven’, dat het gaat ‘[…] over groei en dood en angst en hoe de alledaagse dingen van grote invloed zijn – het hele universum kwam eraan te pas […]’. Maar de man luistert al niet meer. En dit is precies waarom dit boek er is, nee, moet zijn.
Het is een verademing literatuur te lezen die onverbloemd de confrontatie aangaat met het enorme onbehagen dat het moederschap in een vrouw teweeg kan brengen, zowel lichamelijk als emotioneel, met de geestdodende verveling die op de loer ligt tijdens die eerste jaren met je kind, die lichtjaren lijken, maar waarin je je soms wanhopig afvraagt hoe je de tijd tussen middagdutje en bedtijd moet doorkomen. Je hebt het gevoel dat je moeder speelt, maar niet bent. En dit geeft aanleiding tot de vraag: Wat maakt een moeder?
Ondanks de korte essays en de snel verspringende onderwerpen (ook een afspiegeling van het leven met kind) weet van Heemstra deze vraag in een paar terugkerende kernthema’s overtuigend te behandelen. Allereerst is er de moeder als lichaam; als denkend wezen in een voelend lijf. Dit klinkt misschien logisch, maar over het lichamelijke aspect van geboorte en – in de symbolische zin van het woord – nageboorte wordt in de literatuur maar zelden gesproken. Het gaat over het barende lichaam dat al bloedend en overgeleverd aan dokters wordt ingeknipt. Over de melk die dit lichaam voortbrengt, en het ongemak dat dit oplevert bij de cafébezoekers die de borstvoedende moeder, nu zelf ook ongemakkelijk, gadeslaan: ‘Ik stuntel met sjaals en doeken en mijn baby spuugt de melk regelmatig weer uit en jengelt dan omdat hij niet begrijpt waarom zijn moeder iets verschrikkelijk simpels zo ongelooflijk ingewikkeld maakt.’
Er is de moeder als verlengstuk, ‘geen mens maar […] een kust waar hij [de baby] moet aanmeren’. Een lichaam dat het kind ook na de geboorte nodig heeft om te kunnen groeien, bewegen, leven. De baby, zoals van Heemstra zegt, die als ‘een van mijn ledematen in de wieg naast me’ ligt. Inderdaad, de lichamen van moeder en kind blijven ook ná de geboorte verstrengeld. Na twee kinderen is van Heemstra’s lichaam ‘een landkaart van hun honger en groei’. ‘Wie een baby krijgt,’ zegt ze, ‘krijgt ook een wond en die wond moet je verzorgen. Een wond, een kind.’
Wat doet deze versmelting met de identiteit van een vrouw? Het feit is dat een kind ‘vele levens’ uitsluit; het ‘alles of niets’ moet wijken voor het hier en nu. Er zijn ‘angstige stemmetjes’ die met de geboorte meekomen: argwaan, wantrouwen, onzekerheid. Van Heemstra laat zien hoe je een nieuw soort vrijheid – en daarmee je identiteit – kan vinden in de ‘soms zo benauwende structuur van een kind en werk’. Zij, een schrijvende moeder, doet dit door middel van de taal. Ze zet ‘woord voor woord de dingen terug op hun plek’. En ze doet dat op een luchtige, eerlijke en ontwapende manier. Mocht het nodig zijn, dan kun je haar essays zelfs slaapdronken, met een pasgeboren baby op je arm, tot je nemen. Maar ongeacht welke vorm je leven krijgt, van Heemstra’s zoektocht naar een nieuwe, ‘na-moederlijke’ ik zal voor veel moeders herkenbaar zijn.
Marjolijn van Heemstra heeft gelijk: schrijven is geen bevalling. Moederschap als literatuur is het vertalen van de vezels van het menselijk leven in iets tastbaars, iets blijvends. Over haar tweede zwangerschap zegt ze: ‘Ik schrijf tegen de klok in, dit keer weet ik wat me te wachten staat. Of eigenlijk: ik weet dat ik niet weet wat me te wachten staat, dat niets je werkelijk voorbereidt op de oerknal van een nieuw leven.’ In dit opzicht is iedere vrouw, iedere moeder, een pionier. Hoe meer schrijvende moeders een document van pijn en liefde achterlaten, hoe beter. De literatuur heeft dit nodig; en dus de mens.
Ilse Josepha Lazaroms
Marjolijn van Heemstra – Het groeit! Het leeft! De eerste twee jaar met kind. Cossee, Amsterdam. 174 blz. € 15,00.