Recensie: Claudio Magris – Het museum van oorlog
De geschiedenis als netwerk van verhalen
In de roman Het museum van oorlog van de Italiaanse schrijver Claudio Magris verzamelt een naamloze figuur zoveel mogelijk voorwerpen die te maken hebben met oorlog. Na zijn onfortuinelijke dood probeert een vrouw dit museum over de geweldadige menselijke geschiedenis te verwezenlijken.
Volgens de verzamelaar uit Claudio Magris’ roman Het museum van oorlog bestaat de dood niet. Hij lijkt de dood te ontkennen, want hij meent dat deze ‘slechts een omkeerder’ is. Het doel van zijn museum is dan ook niet enkel het verleden te conserveren; hij wil zelfs ‘het verleden veranderen, schreef hij, de tijd omkeren, terugbrengen tot een straat met eenrichtingsverkeer’. Maar is dat wel mogelijk? De verzamelaar denkt van wel en met de nobele waanzin van een Don Quichot probeert hij zijn ideeën te realiseren door zoveel mogelijk voorwerpen te verzamelen die met oorlog te maken hebben. Maar zijn museum komt er niet, want de dood is een spelbreker; hij bestaat wel degelijk. De verzamelaar zal tijdens een brand in een loods, omringd door de vele voorwerpen, om het leven komen.
Luisa Brooks probeert met behulp van de vele aantekeningen van de verzamelaar alsnog zijn droom te verwezenlijken door in Triëst het oorlogsmuseum te realiseren. Luisa is de dochter van een Joodse moeder en een Afro-Amerikaanse soldaat wier oma is omgekomen in de oorlog. De geschiedenis is een netwerk van verhalen en Luisa is het centrum in de roman waar de vele verhalen die worden verteld samenkomen. Ze leest in de aantekeningen van de verzamelaar zijn verhaal, maar ook verhalen over bijvoorbeeld de beroemde botanicus en ontdekkingsreiziger Albert Frič en over de slavin Luisa. Daarnaast is in de roman, in aparte hoofdstukken, haar eigen persoonlijke geschiedenis verweven.
Door de weergave van de aantekeningen en Luisa’s verhaal bereikt Magris een uitstekende balans tussen gevoel en idee, tussen het concrete en het abstracte. De aantekeningen van de verzamelaar bestaan, naast verhalen uit zijn eigen leven, uit vele bespiegelingen over oorlog en geschiedenis. Deze abstracties worden concreet door de persoonlijke geschiedenis van Luisa’s vader en moeder. Luisa’s Joodse moeder verloor namelijk haar moeder in de oorlog, een tragedie waarover ze weinig losliet en die Luisa dus zelf moet construeren. Daarnaast was haar vader een Afro-Amerikaanse militair. Net als haar Joodse moeder, nadat Mussolini in Triëst de rassenwetten had afgekondigd, was haar vader in zijn thuisland Amerika een tweederangsburger. De onderdrukking en oorlog die de verzamelaar documenteerde, is onmiskenbaar een deel van Luisa’s persoonlijke geschiedenis.
In de roman komen via Luisa indirect twee van de grootste tragedies uit de menselijke geschiedenis samen: de slavernij en de Shoah. Dat klinkt zo wel erg heftig, maar door de structuur en stijl van de roman ontstaat niet het goedkope effectbejag dat immer op de loer ligt wanneer het gaat om deze werkelijk gebeurde tragedies. De noodzakelijke afstand ontstaat door de structuur van de vertelling en de buitengewone stijl van Magris: het zijn lange zinnen met een prettige cadans, afwisselend ingetogen lyrisch en beschouwend.
In één van zijn vele aantekeningen schreef de verzamelaar: ‘Ik strijd niet tegen de vergetelheid, maar tegen het vergeten van de vergetelheid, tegen de schuldige onwetenheid van het hebben vergeten, het willen vergeten, van het niet willen en niet kunnen weten dat er een verschrikking is die men heeft willen – moeten? – vergeten. In Triëst zie ik in elke straat de rook die men niet heeft willen zien.’ De verzamelaar heeft het hier over het concentratiekamp Risiera di San Sabba in Triëst. De Duitsers hebben aan het einde van de oorlog het kamp vernietigd, het trachtten te laten verdwijnen alsof het nooit heeft bestaan. De gevangenen van dit kamp hadden op de muren hun namen gekerfd, namen die de verzamelaar heeft overgeschreven in één van zijn vele schriften. En hoeveel voorwerpen de verzamelaar ook bijeen heeft gebracht in zijn loods, het belangrijkste item is verdwenen: het boek met de namen. En zo lijkt de verzamelaar gelijk te krijgen wanneer hij schrijft:
De hele menselijke Geschiedenis bestaat uit het afschrapen van het bewustzijn en vooral van het bewustzijn van wat verdwijnt, van wat is verdwenen. Dat iets of iemand ontbreekt is pijnlijk, en dus wordt na het wegruimen – soms nogal met de botte bijl, zoals in de Risiera – ook elke bewuste herinnering aan die daad weggeruimd.
Magris behandelt in deze complexe roman op indrukwekkende wijze het belang van de geschiedenis, een intelligent onderzoek dat hij koppelt aan interessante figuren en vaak gruwelijke verhalen. De mens is misschien een gewelddadig wezen – als we alle oorlogen in ogenschouw nemen – maar onomstotelijk ook een verhalend wezen. Door te vertellen ontstaat de bewuste herinnering die het verleden levend houdt: een poging om niets of niemand te laten ontbreken.
Claudio Magris – Het museum van oorlog. Vertaald door Linda Pennings. De Bezige Bij, Amsterdam. 398 blz. € 24,99.
Deze recensie verscheen eerder in het Friesch Dagblad van 19-08-2017