Column: L.H. Wiener – Antwoord aan de heer Bergsma
Antwoord aan de heer Bergsma
In zijn reactie op mijn Brief aan de ‘schrijverscommissie’ van 26 oktober j.l., waarin hij ‘veel waars’ heeft ontdekt (dank u wel) daalt de heer Bergsma vervolgens af naar het colofon betreffende mijn persoon en literaire werk, om aan te tonen dat daarin ook enkele taalkundige onjuistheden voorkomen. En de heer Bergsma heeft op dit punt volkomen gelijk, ere wie ere toekomt!
Ik had het zelf ook al gezien en mag mijzelf wel kwalijk nemen niet eerder te hebben ingegrepen. ‘Een grote hoeveelheid boeken’ is gebrekkig Nederlands en moet inderdaad zijn ‘Een groot aantal boeken’. Al komt dat niet geheel met de waarheid overeen, want meer dan vijftien zijn het er niet, bloemlezingen en verzamelde verhalen daargelaten. Dit colofon is niet van mijn hand, maar met de beste bedoelingen ooit geschreven door een redacteur bij mijn uitgever Atlas Contact en nadien overgenomen door de redactie van Tzum.
Verder wordt in dit colofon In zee gaat niets verloren mijn laatste boek genoemd en dat is nog helemaal niet zeker volgens de heer Bergsma (andermaal mijn dank) en hij suggereert als verbetering: ‘Recentelijk verscheen zijn roman In zee gaat niets verloren’ en dat is wel goed Nederlands, maar kan men dit wel zo zeggen, als het boek ruim twee jaar geleden verscheen?
De Engelse taal kent het verschil tussen latest en last, het Nederlands niet. Zo is The Tempest Shakespeare’s last play, zijn laatste toneelstuk voor zijn dood. Dat In zee gaat niets verloren mijn laatste boek wordt genoemd (het Engels zou hier dus latest gebruiken) is niet per se fout, want ik leef nog en niet zo’n beetje ook. ‘Nieuwste’ klinkt wat ongemakkelijk, al heeft men het wel weer over ‘De nieuwe Tommy Wieringa’, met foto, het kan altijd nog mooier. (Ik reis nogal vaak met de trein, vandaar).
Overigens verkeert de heer Bergsma in de veronderstelling dat ik cursiefjes schrijf, maar dit berust op een misvatting. Een cursiefje is een genre waarvan Simon Carmiggelt de aartsvader genoemd kan worden en dat door Van Dale als volgt wordt gekenschetst: ‘Een rubriek in een krant, meestal humoristisch en handelend over alledaagse dingen of voorvallen.’
Nu bieden de onderhandelingen tussen de geldwolf Wiet de Bruijn, algemeen directeur van het VBK-concern en mijn uitgeefster Mizzi van der Pluijm, over de eventuele verzelfstandiging van uitgeverij Atlas Contact, weinig humoristisch houvast en betreffen zij allerminst een alledaags voorval. Bovendien is de brief van de ‘schrijverscommissie’ dienaangaande, taalkundig gezien, eerder om te huilen dan om te lachen.
Mijn reacties op deze onverkwikkelijke zaak heb ik vervat in een tweetal columns. Van Dale: ‘Regelmatige (min of meer kritische en op een vaste plaats verschijnende) bijdrage aan een krant of weekblad.’ Laat ‘regelmatige’ weg en lees voor ‘krant of weekblad’ Tzum en mijn bijdragen op deze plaats zijn adequaat benoemd.
Een verbeterde versie van mijn colofon heb ik inmiddels aan de redactie van Tzum gezonden met het verzoek die ter vervanging over te nemen.
L.H. Wiener