Recensie: Jan Wolkers – Kort Amerikaans, herziene editie
Wolkers wiedde in Kort Amerikaans
In november 1977 zei Jan Wolkers (na mijn opmerking dat hij — in tegenstelling tot Willem Frederik Hermans — nooit wijzigingen aanbracht in de herdrukken van zijn boeken): ‘Nee, alleen als er hinderlijke drukfouten in zitten. Kijk, ik zou nu bepaalde verhalen van mij beter schrijven, aan sommige dingen kleven wel fouten. Dat is ook vaak de charme, haal je ze eruit, dan ontneem je een verhaal ook zijn charme. Het is beter om de ontwikkeling van een nieuw boek voort te zetten (…) En zolang ik niet weet waar ik de tijd vandaan moet halen om te schrijven wat ik schrijven wil…’
Zo kon het gebeuren dat een weliswaar niet hinderlijke drukfout in Kort Amerikaans (blz. 163: in moet zijn ik), die al voorkwam in de achtentwintigste druk van maart 1971, nog steeds niet was verbeterd in de zevenendertigste druk van februari 1978. Voor de elkaar in snel tempo opvolgende herdrukken werd telkens gebruik gemaakt van hetzelfde zetsel.
Zeventien jaar nadat Kort Amerikaans verscheen — het boek veroorzaakte in het gezapige Nederland van 1962 niet weinig commotie — beleeft de gelijknamige film van Guido Pieters zijn première en ligt de veertigste, herziene druk van de roman in de winkels.
Jan Wolkers heeft Kort Amerikaans van de eerste letter tot de laatste punt herschreven — hij onderbrak daarvoor het werk aan zijn nieuwe, in november verschijnende roman De doodshoofdvlinder. Overbodige passages werden geschrapt, literair onkruid gewied, onnodig lange zinnen in tweeën geknipt en waar nodig lijnen doorgetrokken.
Het boek — Wolkers eerste roman — heeft hierdoor zeker aan kracht gewonnen: het is economischer geschreven, feller van toon, rijker aan symboliek. Waar aanvankelijk de hand van de debuutschrijver was te herkennen, valt nu die van de ervaren romancier op. Desondanks zijn ook in deze herziene druk voorbeelden van minder fraai taalgebruik aan te wijzen die aan de snoeischaar van de schrijver zijn ontsnapt.
Op de bladzijden 35, 36 en 37 is driemaal kort na elkaar sprake van de weerspiegeling van het raam, op bladzijde 80 begint een zin met: Het leek wel of, direct daarop gevolgd door een zin die begint met: Het lijkt wel of, op bladzijde 137 wordt geluisterd met opengesperde ogen.
De schrijver heeft van zijn ingrijpende herziening geen gebruik gemaakt om de figuur van Peter, een vriend van Eric (in de eerste versie Erik) van Poelgeest, scherper te profileren. Al in het eerste hoofdstuk verliezen de vrienden elkaar uit het oog: Peter wacht buiten op Eric die in het postkantoor postzegels koopt en wordt waarschijnlijk het slachtoffer van een razzia die de Duitsers op dat moment houden. Waarschijnlijk, zeg ik, omdat het overtuigend bewijs allerminst wordt geleverd.
Peter komt later nog ter sprake in enkele spaarzame mededelingen van Eric, van wie de lezer inmiddels weet dat hij niet in zijn eerste leugen is gestikt. Hij blijft in elk geval opmerkelijk koel onder de aanhouding van zijn vriend. Binnen het raam van het verhaal speelt Peter nauwelijks een rol: hij had, dunkt mij, heel goed gemist kunnen worden, tenzij hij is bedoeld als aanzegger van het naderend onheil — maar in dat geval is zijn optreden te mager.
Een verbetering daarentegen is de toevoeging aan het einde van het eerste hoofdstuk waarin over de postzegels met het waterpaard, die Eric heeft gekocht, wordt gezegd: ‘Het waterpaard. Een germaans symbool. Dat vreemde wezen scheen de mensen vroeger hun dood aan te zeggen.’ Inderdaad overlijdt de broer aan wie Eric de met bedoelde postzegels gefrankeerde brief heeft gestuurd.
Zijn dood luidt de, andere sterfgevallen in Kort Amerikaans in: het noodlot is onafwendbaar. Meneer Rozier (wiens eerste optreden in het boek terecht naar voren is gehaald) is het wandelend symbool van de gekte waaraan Eric ten onder gaat. Dood en, krankzinnigheid zijn twee lijnen die elkaar tenslotte in de laatste regel raken. Afgebroken lijnen uit de eerste versie worden in het nieuwe hoofdstuk 18 met elkaar in zinvol verband gebracht. Voordat de uiteindelijke epiloog begint, krijgt het verhaal nu een bevredigender afronding.
Ongemerkt is toch één onwaarschijnlijkheid het boek binnengeslopen. In hoofdstuk 20 gooit Elly de tors waarmee Eric veelvuldig heeft gevreeën stuk. Hoofdstuk 21, zich afspelend op de dag van de bevrijding, begint met een poging van Eric om de scherven aan elkaar te plakken. De poging mislukt en Eric denkt: ‘Ik heb het al wel honderd keer geprobeerd.’ Tussen het kapot smijten van de tors en de dag van de bevrijding moeten minstens enkele maanden zijn verstreken, en ik kan niet geloven dat Eric — hoe gek hij ook is — na al die tijd nog steeds probeert zijn gipsen minnares te lijmen.
In een film kan dat tot een prachtige, dramatische scène leiden, maar voor een boek gelden nu eenmaal andere wetten. De indruk ontstaat dat de schrijver zijn roman te mooi heeft willen maken, juist daar waar dat niet nodig was: door zijn beknoptheid en het schokkende slot had het laatste hoofdstuk ook in de oorspronkelijke versie al voldoende dramatische kracht.
Andere hoofdstukken werden juist door Wolkers’ wijzigingen aanzienlijk verbeterd: hoofdstuk 13 bijvoorbeeld, dat eindigt met Erics vlucht uit het ouderlijk huis als de begrafenisondernemer zijn diensten zit te verkopen. In de oorspronkelijke versie loopt Eric tamelijk geruisloos weg, nu springt hij ineens op, schreeuwend: ‘We hebben maar één lijk!’
Ook hoofdstuk 17 is sterker geworden, en door (in hoofdstuk 15) het lieveheersbeestje uit de kist van zijn broer te laten ontsnappen in plaats van het er in te stoppen, is de symboliek duidelijker. Dat Elly Eric in hoofdstuk 20 verrast door ineens in de deur te staan, maakt deze sleutelscène aanvaardbaarder; in de vorige versie betrapt ze Eric met de tors door een spleet in het plafond.
Geslachtsdelen worden in Kort Amerikaans anno 1979 bij hun uit drie letters bestaande naam genoemd: kennelijk ging dat in 1962 nog te ver. Mooie beeldspraak vind ik de vlezige stampers (borsten met bloemblaadjes rond de tepels) en de vleesgolfjes (voorhoofdrimpels) die Jan, Wolkers in de herziene tekst heeft opgevoerd.
Frank van Dijl
Jan Wolkers – Kort Amerikaans. Veertigste, herziene druk, 1979.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 12 oktober 1979.
Zie ook: Rosita Steenbeek schreef mee aan herziene editie van Kort Amerikaans.