Recensie: Mies van Hout en Bette Westera – Dag poes!
Miss Poes
Er zijn massa’s volwassenen die genieten van kinderboeken, die, om maar eens een gemeenplaats te gebruiken, ‘het kind in zichzelf nog hebben behouden of hebben herontdekt’. (Nee, nu niet voor de grap over dementerenden beginnen.) Voorlezers die bij de tekst, bij de illustratie, een licht melancholisch lachje niet kunnen onderdrukken, die gezien hun oplopende leeftijd, met een kortstondig afwezige blik weer even aan de eigen jeugd denken. De jeugd waarin de verbeelding werd ontdekt middels de eerste stapjes op het leespad.
Sommige kinderboeken zijn eigenlijk leeftijdsloos. En al zeker wanneer de blaffende, snuivende of spinnende huisgenoten het onderwerp van vertedering, verwondering en ook een beetje van spot zijn. Voor de ‘verzamelaar’ Dag poes! maakte illustrator en grafisch vormgever Mies van Hout (1962) twintig zeer expressieve, bijzonder kleurrijke portretten van poezen en katers in alle soorten en maten in, naar het laat aanzien, pastel- en waskrijt. Breed uitgemeten liggen, briezen, soezen en kattekwaden de beestjes elk over een dubbel pagina. De achtergrond is onbelangrijk, beperkt zich in alle gevallen tot een contrasterende kleur. Het onderstreept de sterke persoonlijkheden van de geportretteerden.
Vijf coryfeeën uit de kinderliteratuur vervolmaken de karakterschetsen met gedichten. Zilveren Griffel winnaars Hans & Monique Hagen, onlangs benoemd als Kinderboekenambassadeurs, vooral bekend van de dichtbundel Jij bent de liefste; Koos Meinderts, auteur van meer dan vijftig titels en dit jaar winnaar van de Gouden Griffel met Naar het noorden; Bette Westera, eveneens veelvuldig bekroond, de bundel met kindergedichten Doodgewoon leverde haar de Gouden Griffel en de Woutertje Pieterse Prijs op; Sjoerd Kuyper, Zilveren en Gouden Griffel winnaar en onder meer Theo Thijssenprijs laureaat en schrijver van het kinderboekenweekgeschenk EIBER! in 2000.
Niet voor de poes zou je bijna zeggen. Een verzameling ‘oude zielen’, net als de afgebeelde gezelschapsdieren. De poezen (niet de dichters) zijn jachtbelust, een tikkeltje somber, speels, worden gefopt door de vogel en de vis in ‘Winter’, denken slim te zijn, zijn behoorlijk vraatzuchtig, bang voor het vuurwerk, te dik voor het luikje – ‘Ik ben niet stram, ik ben niet stijf, ik heb een goed ontwikkeld lijf’ – , bedachtzaam, wreed, kwaadaardig, in de war met en zonder een kluwen wol, schrikachtig, Oost-Indisch doof, diefachtig, bezitterig, moederend, troostend, tevreden en soms o zo ijdel. (Het zijn net mensen.) Zoals in ‘Zilvervoetje’: ‘Ik vraag geen alledaags gediggie maar uitsluitend op mijn fraaie lijf geschreven pure poezenpoëzie.’ Nou, dat levert Dag poes! in woord en beeld.
De titelinhoudsopgave leest als een gedicht op zich. Van Goedemorgen via het gebiedende Streel me en – laat me met rust – Op de vensterbank naar – laat mij nou jagen – De maaltijdmuis en de tevredenheid van Felix Domesticus. De teksten zijn begrijpelijk, ogenschijnlijk eenvoudig, maar met een goede punchline. Ze weten stuk voor stuk te ontroeren, ook als je vooral een liefhebber bent van de canis familiaris. Met een prachtig beteuterd gezicht voor het raam, de blauwe poes, een blue poet:
HONDENWEER
Heb ik dat weer,
dit is toch geen buitje meer.
De regen komt met bakken neer.
Dit is wat je noemt nou
HONDENWEER!Ik ga gauw naar binnen
bij de kachel liggen spinnen.
Guus Bauer
Mies van Hout en Bette Westera – Dag poes!. Hoogland & Van Klaveren. 52 blz. € 16,50.