Underground: François Mauriac – Thérèse
Nacht zonder einde
‘Zijn niet alle vrouwen hysterisch, als ze tenminste niet zwakzinnig zijn?’ vraagt de vader van Thérèse zich af wanneer hij haar bij de rechtbank ophaalt. Ze is net vrijgesproken van poging tot moord (vergiftiging met arsenicum) op haar echtgenoot. Het is voor de familie belangrijk de hele geschiedenis zo snel mogelijk te vergeten en te redden wat er te redden valt. Thérèse loopt zwijgend naast haar vader en advocaat. Niemand vraagt haar iets of lijkt haar zelfs maar op te merken. Vanaf dit moment is ze het monster van de familie, de afvallige. Voor mij het begin van een geschiedenis die me niet snel zal loslaten.
De aanleiding voor de vergiftiging van haar echtgenoot is voor niemand van belang, zelfs niet voor het slachtoffer. Hij houdt zich enkel bezig met zijn reputatie en die van de familie. Zijn ‘hysterische’ vrouw sluit hij op in een kamer, voorzien van eten, drinken en sigaretten. Geen boeken of ander vermaak, niets. Waarom zou iemand de ander geen boeken gunnen? En wat zou er met mij gebeuren als ik zo werd afgezonderd van de rest van het leven, van familie en kind? Want Thérèse is ook moeder van een meisje. Een leven in gedwongen eenzaamheid met als enige uitvlucht een sigaret en het uitzicht op de bossen en landerijen. Eenzaamheid en angst zijn een vrij aannemelijk gevolg en dat is ook precies wat Thérèse overkomt, al geeft ze niet toe aan die eenzaamheid; behoefte aan mensen om zich heen heeft ze niet. Zelfs haar dochter mist ze niet. Maar de angsten, die zijn er wel.
Ze raakt ervan overtuigd dat wat ze heeft gedaan bij haar past, omdat ze een monster is. Volgens mij is ze dat niet. Natuurlijk is het wat onhandig om je echtgenoot te vergiftigen omdat hij je irriteert en misschien ook wat verveelt, maar een monster, daar is wel wat meer voor nodig. Ik zou haar eerder willen omschrijven als een sterke, eigenzinnige en vooral intelligente vrouw. Misschien past de tijd waarin ze leeft niet bij haar karakter en het platteland waar Thérèse woont, is nou niet de plek waar de avant-garde zich bevindt; in de stad zou er wellicht meer begrip zijn voor haar kijk op het leven. Ongeveer een jaar voor haar misdaad heeft ze een ontmoeting met een man die vrijer is in zijn denken en haar op waarde schat, haar aanmoedigt hem te volgen naar Parijs. Ik kon alleen maar hopen dat ze dat had gedaan: weg van alles wat haar zo verstikt. Hoe anders had haar leven kunnen lopen? Maar ze blijft, omdat ze een kind heeft en een echtgenoot, landgoederen en verwachtingen waaraan ze wil voldoen. Het lukt haar echter niet om zich te vormen naar al die verwachtingen en tradities en uiteindelijk lijkt de vergiftiging de enige uitweg. Maar die mislukt dus.
Waar ik haar man in het begin van het verhaal nog een zeer onprettige persoon vond – en door het sterke karakter van Thérèse ook niet aardig wílde vinden – blijkt hij toch ergens iets menselijker te zijn – naar omstandigheden, want laten we wel wezen, iemand opsluiten is niet echt iets om trots op te zijn; nadat hij merkt dat de opsluiting van Thérèse niet goed uitpakt, besluit hij haar vrij te laten. Ze mag naar Parijs, een eigen leven opbouwen en vooral verdwijnen uit het leven van haar dochter en echtgenoot. Ze neemt het voorstel hoopvol aan. Ik was blij te lezen dat het leven voor haar misschien toch nog gunstig zou kunnen uitpakken. Meteen dacht ik aan de man die haar eerder een uitnodiging gaf en zag een minnaar en een mondain happy end voor me. Niets is minder waar. In het tweede deel van het boek ontmoeten we Thérèse, vijftien jaar na haar verbanning naar de Franse hoofdstad. Ze woont alleen in een klein appartement met een dienstmeisje, dat haar enige contact met de buitenwereld is. Ze is oud geworden, lichamelijk verzwakt. Haar hart lijkt het elk moment te kunnen begeven en haar haar valt uit. Ze is angstig, hard en eenzaam. Vol verbazing maak ik kennis met deze vrouw. Waarom is haar leven zo verlopen? Waarom heeft ze geen nieuw leven kunnen opbouwen? Waar zijn de mannen die vol bewondering om haar heen hangen, de bezoeken aan de salons? Haar eigen verklaring lijkt de mislukte moordpoging te zijn uit haar verleden. Ze is ervan overtuigd dat zij iedereen en alles om zich heen zal vergiftigen. Niet met arsenicum, maar met haar gedachten en daden. Wanneer haar dochter haar om hulp vraagt bij haar poging een jongen voor zich te winnen raakt Thérèse me kwijt. Ze wil alle liefde en gevoel om haar heen kapot maken, maar daarnaast ook weer repareren. Ze helpt haar dochter, maar werkt haar ook op slinkse wijze tegen. Ze is trots op haar daden, maar ook beschaamd. Ze bleef me maar op een verkeerd spoor zetten.
Ik wilde met haar meevoelen, misschien zelfs voor haar opkomen in haar onwerkelijke gedrag, maar ze hield me maar op afstand. Ik zag haar daar zitten in dat Parijse appartement met de kasten uit haar kindertijd, haar voeten bij de haard en gekromde rug door haar hart dat zich steeds meer tegen haar keerde. Zou ik binnenlopen, dacht ik steeds. Haar omhelzen en warmte geven? Want na alles leek me dat wat ze het meeste nodig had: liefde. Zoveel liefde dat de eenzaamheid zou oplossen en de angst zou verpletteren, of zoals ze zelf zegt: ‘Dat het leven met een wezen dat wij uitverkoren hebben, of dat ons uitverkoren heeft, een lange rustpoze in de zon was, een rust zonder ophouden, een dierlijke rust. Ja…die zekerheid hebben, dat iemand daar is, binnen bereik van onze hand, op ons ingesteld, onderworpen, tevreden, en die, evenmin als wij, ergens anders wenst te zijn. De omgeving zou zo’n apathie moeten opwekken dat de geest verdoofd zou raken, zodat zelfs in gedachten ieder verraad onmogelijk was.’ Ze wist het blijkbaar wel, maar ze zou het niet meer hebben kunnen toelaten in haar verbitterde bestaan. In de laatste alinea’s van het boek wacht Thérèse op haar dood, terug op de plek waaraan ze wilde ontsnappen. Ze ziet overal samenzweringen; haar geest is zo vertroebeld dat ze niemand meer durft te vertrouwen. Haar leven is als een nacht zonder einde en met haar gebroken lichaam en verwarde geest is het te hopen dat het gauw dag wordt.
Eva Barends
Zie ook het blog van Eva Barends
François Mauriac – Thérèse. Vertaald uit het Frans door M.W.K., herziening: Sytske de Jong-Roks en Uitgeverij Bint. Bint, Utrecht. 328 blz. € 18,95.
(Afbeelding: Wikimedia commons)