Column: Coen Peppelenbos – De wetenschappelijkheid van Onno Blom
De wetenschappelijkheid van Onno Blom
Het artikel in NRC Handelsblad van Thomas de Veen en Gretha Pama eind vorige week over de vervangen promotiecommissie van Onno Blom is in eerste instantie goed journalistiek werk. Het komt, zo schreef Marcel aan de Brugh een paar dagen later, zelden voor dat een commissie opzij geschoven wordt. Nadat de commissieleden de eerste versie van de biografie Het litteken van de dood gelezen had, werd het als te weinig wetenschappelijk terug naar de maker gezonden. Daarop stelde promotor Willem Otterspeer een nieuwe commissie in. Rick Honings (Brusselmansbiograaf) zat zowel in de eerste als tweede commissie en misschien is hij het wel die aan de bel heeft getrokken, omdat Blom het extra werk, dat op een dik jaar was berekend, al binnen een paar maand af had, zodat de al aangekondigde biografie toch nog op tijd op de tiende sterfdag van Jan Wolkers met veel bombarie gepresenteerd kon worden.
In tweede instantie is het artikel in NRC Handelsblad er nu de oorzaak van dat er rond die biografie een zweem van gesjoemel hangt en ik weet niet of dat helemaal terecht is.
Wat we eerst uit elkaar moeten halen is de ontvangst in kranten en tijdschriften en de ontvangst van de biografie in de academische wereld. Het litteken van de dood is door de literaire critici nogal gemengd ontvangen. Arjan Peters schreef een vrij harde recensie in de Volkskrant, maar gaf aan zijn toekomstige collega toch drie sterren; Thomas de Veen schreef een zuinige drie ballen-recensie in NRC Handelsblad; Rob Schouten was positief in Trouw; Elsbeth Etty had haar bedenkingen in een toch overwegend positief stuk voor De Groene Amsterdammer; Rieuwert Krol was niet razend enthousiast op Tzum. Het boek werd niet juichend ontvangen, maar het werd ook niet neergesabeld.
Misschien komen de argumenten in de recensies wel overeen met die van de commissie die in eerste instantie het werk beoordeelde, maar op de betrokkenen na weet niemand dat. Die discussie zou meer in de openbaarheid gevoerd moeten worden. Volgens promotor Otterspeer bestaan er botsende meningen over de wetenschappelijkheid van biografieën. Waar ligt dan het probleem? Slecht bronnengebruik? Onvoldoende visie door de biograaf? Het ontbreken van een wetenschappelijk kader binnen de biografie? Bourdieu is heel erg in, dus je ziet tegenwoordig veel biografieën waarin het ‘literaire veld’ in een bepaalde tijd wordt geschetst. Er zijn blijkbaar wetenschappelijke eisen, maar die eisen worden niet heel erg expliciet gemaakt. Een kleine club bepaalt of jij ook tot die club mag toetreden. In de eerste commissie, met o.a. Sander Bax, Gilles Dorleijn, Rick Honings en Marita Mathijsen, zaten mensen die ik waardeer en in de tweede commissie, met o.a. Rick Honings, Peter van Zonneveld en Jacqueline Bel, evenzeer en daarom is het zo interessant om hun argumentatie te horen.
Hier het antwoord op de vraag wie er in de zogenoemde manuscriptcommissies zaten die het proefschrift van Onno Blom over Jan Wolkers beoordeelden. @UniversiteitL pic.twitter.com/RMR98yXEwU
— ewoudsanders (@ewoudsanders) 14 november 2017
Er stond 1 verkeerde naam in eerdere lijstje (Peter van Zonneveld), dus hier gecorrigeerde versie. Hier houd ik 't verder bij. Onderwerp: proefschrift Onno Blom over Jan Wolkers bij @UniLeiden @nrc pic.twitter.com/IXj9rzGxl4
— ewoudsanders (@ewoudsanders) 14 november 2017
Wat ook meespeelt in dit geheel is de veranderende traditie. Een biografie zou ik eerder een literair genre noemen, dan een vorm van wetenschap. Een goede biografie vertelt het verhaal van een leven, met de nadruk op een vertelling. Een dorre opsomming van gebeurtenissen levert meestal geen interessante biografie op, dus een biograaf is dat leven – of hij nu wil of niet – aan het construeren in zijn boek en hij gebruikt daarvoor literaire middelen. Bart Slijper is zo’n biograaf die over zo’n gouden pen beschikt, de biografie van Arjen Fortuin over Geert van Oorschot las als een trein en zelfs de met feiten overladen driedelige biografie van Nop Maas over Gerard Reve verveelde geen moment. Dat komt omdat deze drie biografen weten hoe je een verhaal kunt vertellen. Fortuin promoveerde op zijn biografie, maar liet uit de handelseditie het wetenschappelijke stuk weg. Blijkbaar mis je dat niet in een goede biografie en dat is veelzeggend. In het wetenschappelijk deel verantwoord je je methodiek, je vat de discussies over het vak wat samen en je laat je notenapparaat woekeren. Daarna begin je aan je echte werk.
Onno Blom schiet een beetje in de verdediging elke keer als hij naar de wetenschappelijkheid van zijn boek gevraagd wordt en dat is natuurlijk het droeve lot van een academicus, maar het lijkt me onterecht. Blom komt, als oud-recensent en schrijver van biografische boeken, uit een literaire traditie en zijn herhaalde standpunt dat hij Wolkers van binnenuit wilde laten zien zonder zich een moreel oordeel over hem aan te matigen lijkt mij een heel redelijk uitgangspunt voor een biografie. Ik kan nog geen literair oordeel over de biografie geven, want ik heb het boek nog niet uit en ik kan ook geen wetenschappelijk oordeel geven, want ik ben geen wetenschapper. Ik ben als lezer vooral geïnteresseerd of ik iets nieuws te weten kom over de schrijver. Is mijn kennis over iemand vergroot na lezing van de biografie? Volgens mij is Onno Blom er wel in geslaagd om met de ontsluiting van het archief van Wolkers mij een vollediger beeld van deze schrijver te geven. Dan maar geen Bourdieu.
Coen Peppelenbos