Recensie: Robert Seethaler – De Weense sigarenboer
Het verzet van de enkeling
Het voordeel van een internationale doorbraak, zoals in het geval van de Oostenrijker Robert Seethaler (1966) met de ingetogen ‘bergroman’ Een heel leven, is dat eerder werk, de zogenaamde backlist, ook nog een kans krijgt. De roman De Weense sigarenboer, oorspronkelijk verschenen in 2012, is iets bloemrijker, misschien wel beter geschikt voor de pure prozalezer, al kun je de twee titels eigenlijk niet vergelijken. Het zijn slechts verre neven van elkaar. De Weense sigarenboer is in elk geval hoopgevender, viert het verzet van de enkeling, van de (over)moed van de jeugd.
Je neemt een paar, het liefst contrasterende, personages en beschrijft naar aanleiding van hun handelen, denken, twijfels en zekerheden een tijdsgeest, een prangende tijdspanne, zoals in dit geval de tijd in Wenen vlak voor de annexatie door nazi-Duitsland van Oostenrijk eind jaren dertig van de vorige eeuw. Zo gebruik je geschiedenis het meest adequaat en kun je uit de chaos schoonheid laten ontstaan. Vooral wanneer je als schrijver je eigen achterafkennis van de gebeurtenissen niet mee laat wegen. Het verhaal speelt nadrukkelijk in die tijd, met alle onzekerheden met betrekking tot de afloop.
De tiener Franz Huchel is daartoe de ideale kandidaat, heeft een rustig beschermd leventje bij zijn moeder op het platteland in Opper-Oostenrijk. Hij is een echt natuurmens, wars van veel woorden. Seethaler gebruikt natureingänge om de situatie in Salzkammergut fijntjes te schetsen. ‘Het weer wrikt van alle kanten aan de hut.’ Het gerammel, het stormweer voelt aan als de voorbode van dreigende tijden. De moeder van Franz is nog steeds een vrouw die er mag wezen, maar haar vrijer, de rijkste man van de streek, een eerzuchtige dwarskop, heeft het leven gelaten. Ze zullen beiden aan het werk moeten. Maar de mogelijkheden zijn beperkt. De zoutmijnen, wat veestallen en – net zoals in Een heel leven – wat zomerwerk in de herbergen voor toeristen.
Maar de handen van Franz zijn fijn en week, als van een meisje. Hij is het ruraal filosoferende type, een beetje een schrijver toch ook wel. Bosarbeid of werk in de mijnen kan hij niet aan. Maar mama kan een schuld inlossen bij een sigarenboer in Wenen. Ooit was ze tijdens een zomer jong en lichthoofdig. Franz, die nog nooit weg is geweest bij de hut aan het meer, wordt op de trein gezet naar Wenen. Zijn naïviteit met betrekking tot politiek en ook met de liefde, maakt van hem voor Seethaler een ideaal personage om de situaties die hij tegenkomt onbevangen tegemoet te treden. De tekst krijgt daardoor iets fris. Een mooi contrast met de vuige tijden.
Mensen onderweg spreken zich nog unverfroren uit. Kunnen dat ook, want er is nog geen echte repressie. Seethaler voert gedurende het boek de druk op de personages heel geleidelijk op. Zoals in het dagelijkse leven de druk van een bezetting pas na enige tijd echt voelbaar is. Het is net als met de intrede van de dood. Allereerst volgt ontkenning. En daarna het accepteren, het schouderophalen en het gewoon door zien te leven.
Sigarenboer Otto Trsnjek is zelf niet-roker, maar heeft zich de kunst van het vertellen over roken eigen gemaakt. Een slechte sigaar smaakt naar paardenmest, een goede naar tabak en een sublieme naar de wereld. Hij weet van de gewoonten van zijn klanten, van hun voorkeuren, ook politiek gezien. Seethaler heeft hem nog een stuk geschiedenis meegegeven. In de loopgraven van de Grote Oorlog heeft Otto een been verloren. Het geeft hem iets cynisch, maar maakt hem ook tot kenner van de ‘echte wereld’ en leermeester. In de trant van: de mens leert van de historie alleen dat hij niets leert.
Allereerst moet Franz de leerjongen dagen doorbrengen met het doornemen van het wereldnieuws in de verschillende kranten en tijdschriften. Uiteraard wordt er onder de toonbank ook nog wel het een en ander verkocht – een beetje ondeugd muss sein. Na verloop van tijd heeft het eigenlijk nog weinig zin om de kranten te bestuderen. Na de Anschluss is het nieuws zo goed als identiek. De taal, de openbare mening, wordt nu eenmaal als eerste geknecht. Otto beziet het allemaal laconiek, heeft het nu eenmaal eerder meegemaakt.
De mensen zijn helemaal gek op die Hitler en op slecht nieuws – wat immers zowat één en hetzelfde is. […] In ieder geval is het goed voor de krantenverkoop – en gerookt wordt er toch wel!
En Franz wordt wijzer en merkt ook dat de waarheid van de ochtendeditie nagenoeg de leugen van de avondeditie is geworden. Er komen heel wat nep-doctors en nep-freules in de winkel. Otto is natuurlijk een mensenkenner pur sang en Franz volgt al snel in zijn voetsporen. In die zin is het ook een sterke Bildungsroman. Of iemand een Jood is of niet, is voor Otto en ook voor Franz niet van belang. Franz heeft er nog nooit zo over nagedacht, ziet alleen de mens en zijn of haar functie, net als op het platteland.
Er schuilt een groot gevaar in het gebruiken van bestaande bekende personen in fictie, maar Seethaler voert de beroemde zielendokter Sigmund Freud hier geloofwaardig op. Oud en den dagen moe, en zeker in voor de uitstekende Cubaanse sigaren die Franz meermaals nadraagt. Een op het oog onwaarschijnlijke vriendschap, maar eentje die intens is neergezet. De professor laaft zich aan de ‘nieuwe inzichten’ van de jonge Franz en geeft en passant wat adviezen aan de hopeloos verliefde jongeman. Franz heeft een mooi Boheems meisje leren kennen, die zich in het geniep bezighoudt met protesttheater. Via het theater voert de schrijver zijdelings wat satire in.
Seethaler laat Franz steeds wisselende ansichtkaarten naar zijn moeder sturen. Zijn moeder die echt liefhebbend is, en daarnaast ook werelds ondanks haar eenvoudige afkomst. Het geeft een licht-melancholisch tintje aan de tekst. De waarheid over het lot van de sigarenboer laat Franz voor zijn moeder achterwege, maar denkelijk weet zij beter, heeft nu immers ook uitzicht op vaandels met hakenkruizen aan het meer. Seethaler overtuigt met deze roman. Hij heeft een aangename dwingende toon. En Franz, die protesteert een beetje op een manier zoals de Quangels in Alleen in Berlijn van Fallada. Hij plakt briefjes met zijn dromen op de winkelruit. En laat bij het hoofdbureau van de Gestapo een wel heel bijzondere vlag achter. Het stille protest, de ironie waar regimes geen raad mee weten.
Guus Bauer
Robert Seethaler – De Weense sigarenboer. Vertaald door Liesbeth van Nes. De Bezige Bij, Amsterdam. 160 blz. €12,50.