Recensie: Arnon Grunberg – De dagen van Leopold Mangelmann
De nachtwerker in de broodfabriek
In november 2000 verscheen bij uitgeverij De Geus De geschiedenis van mijn kaalheid, het debuut van Marek van der Jagt. Inmiddels is algemeen bekend dat achter die naam Arnon Grunberg schuilging, maar bij verschijnen deed de uitgever die ik toen was nog erg zijn best om een ondoordringbaar rookgordijn rond de identiteit van zijn auteur op te trekken. Zo zou de mysterieuze Van der Jagt volgens eigen zeggen een filosofiestudent uit Wenen zijn, die ’s nachts in een broodfabriek werkte.
Ook de roman waarmee hij debuteerde, was op het eerste gezicht weinig Grunbergiaans. De geschiedenis van mijn kaalheid gaat over een labiele student uit Wenen, die tijdens een wandeling over een hoge Alp bij het Duitse Schliersee zijn extravagante moeder een zetje geeft, zodat zij dodelijk naar beneden stort, het ravijn in. Daarna zou hij heel hard naar beneden zijn gerend om in het dorp te zeggen dat zijn moeder van de berg was gevallen. En iedereen geloofde dat.
Hadden de lezers toen al Arnon Grunbergs allereerste roman Woord dat God schuimbekkend afwees gekend, dan hadden ze niet zo lang hoeven bekvechten over de identiteit van Marek van der Jagt. In die nooit gepubliceerde, experimentele roman uit 1991 schrijft een dan net 20-jarige Grunberg hoe zijn autobiografische ik-figuur altijd met zijn moeder in de bergen uit wandelen gaat, hoe hoger hoe beter, en hoe hij daar dan plotseling tegen haar kan zeggen:
‘Als ik je nu naar beneden duw, ren ik naar het dorp en zeg dat je gevallen bent. Niemand die het ooit weet.’
Toevallig weet ik dat Arnon Grunberg in zijn jeugd vaak met zijn ouders naar de Duitse Tegernsee ging, om daar, bij het dorpje Schliersee, in de bergen te gaan wandelen. Een herinnering uit die vroege jaren tachtig lijkt daarmee rechtstreeks in zijn vroege, ongepubliceerde roman te zijn terechtgekomen, om pas negen jaar later weer, in een veel gruwelijker vorm, de plot te worden van zijn zo veel succesvollere, onder pseudoniem verschenen vierde roman.
Ook de informatie die in 2000 over Marek van der Jagt naar buiten kwam, had hier en daar al verdenking kunnen wekken als zijn vroege debuut toen al was verschenen. Zo schrijft Grunberg in Woord dat God schuimbekkend afwees hoe de jeugdige hoofdpersoon in Amsterdamse cafés rondvertelt dat hij ’s nachts aan de lopende band in een broodfabriek werkt. Net als negen jaar later zijn alter ego Van der Jagt.
Het zijn maar twee voorbeelden, die echter goed laten zien hoe Arnon Grunberg al heel vroeg bezig was om een hecht netwerk van waargebeurde en verzonnen verhalen te construeren, die uiteindelijk zouden resulteren in de lange reeks succesvolle romans die we nu van hem kennen.
Wie ervan houdt dat netwerk te ontrafelen, komt in het nu verschenen De dagen van Leopold Mangelmann behoorlijk aan zijn trekken. Zelfs de titel van dat boek verwijst al meteen naar een ander, veel eerder verschenen boek van Grunberg. Onder diezelfde titel verscheen in 1993 immers al een klein, dun boekje bij het Amsterdamse uitgeverijtje Rothschild & Bach van Jan Ritsema, dat lange tijd voor ‘het eigenlijke debuut’ van Arnon Grunberg doorging.
Dat kleine boekje vormt nu ook de basis voor de huidige uitgave. Maar dan ook niet veel meer dan de basis, want daar is inmiddels behoorlijk wat aan toegevoegd: een ruime keuze uit alles wat Grunberg, rijp en groen, tussen die eerste, ongepubliceerde roman uit 1991 en zijn eerste, wel gepubliceerde roman Blauwe maandagen (1994) schreef. Drie jaren waarin Grunberg als een gek aan het schrijven was geslagen: toneel, verhalen voor de VPRO-radio, gedichten en ook brieven, heel wat brieven, waarvan er sommige uitstekend voor verhalen kunnen doorgaan. Want veel meer dan de geadresseerde staat in die brieven aan allerlei dames de afzender Grunberg met zijn wonderlijke, manische gedachtenspinsels centraal.
De ondertitel van het nu verschenen De dagen van Leopold Mangelmann luidt ‘Een keuze uit de archieven van Arnon Grunberg’, en dat is terecht. Het geeft al meteen aan dat het boek weinig pretentie heeft. Niet alles wat erin staat is even goed. Die eerste, nooit eerder gepubliceerde roman Woord dat God schuimbekkend afwees vind ik bijvoorbeeld schitterend, en in de afdeling verhalen staan ook juweeltjes zoals ‘Harmonica’, dat later in de verzamelbundel Amuse-gueule (2001) werd opgenomen, en ‘Wordt het nooit woensdag’, dat al in 1993 in de oer-editie van Mangelmann stond. Maar het boek bevat ook zwakkere verhalen, zoals ‘Een zoenvriendinnetje’, dat in diezelfde tijd, terecht, alleen maar voor de VPRO-radio werd voorgelezen.
Toch is het goed dat nu alles weer eens verkrijgbaar is, voorbeeldig bezorgd door Grunbergs voormalige uitgever Vic van de Reijt. Zelfs in de afdeling gedichten, die bijna in zijn geheel uit de oer-Mangelmann komt, staan heel wat mooie teksten, die al zeer vroeg de latere kortebaan-columnist van de Volkskrant aankondigen.
Daarom tot slot van een 21-jarige Arnon Grunberg het fijne, anti-emotionele gedicht ‘Kijk’ (1992):
Kijk.
’s Ochtends het water dat uit de douche komt.
Vraagt dat soms:
Houd je van me.
Mag ik je kussen.
Zullen we op vakantie gaan.
Het valt. Nou dan.
Reinjan Mulder
Arnon Grunberg – De dagen van Leopold Magelmann. Een keuze uit de archieven van Arnon Grunberg. Nijgh & Van Ditmar, 464 blz.