Recensie: Thomas Macho – Varkens
Leerzaam en onderhoudend
Het varken is het dier dat, in alle wereldwijd verspreide variëteiten, het meest wordt gegeten. En toch is het zo goed als onzichtbaar. In Nederland wonen, nu ja, hokken, meer varkens dan mensen. Alleen al in Duitsland worden per jaar meer dan zestig miljoen varkens geslacht. Een mens die vlees eet, consumeert in een leven van doorsnee lengte vier koeien en een kleine vijftig varkens. Surrealistische getallen, omdat we, op een enkeling na, de beesten niet van ons eigen erf plukken.
Het varken, het consumptievlees in het algemeen, is een halfproduct geworden, keurig geportioneerd, in plastic geseald, klaar om te bakken, gedroogd, gerookt. Waarom houden wij angstvallig afstand, terwijl we in onze taal en in onze symboliek veelvuldig gebruikmaken van de aan het varken opgehangen eigenschappen, onze eigenaardigheden, onze wensen op hen projecteren?
Thomas Macho (spreek uit Mágo) is een in 1952 in Wenen geboren cultuurwetenschapper, filosoof en publicist. Als directeur van het internationale onderzoekscentrum in Wenen en als professor aan de Humboldt universiteit in Berlijn, houdt hij zich voornamelijk bezig met de geschiedenis van de chronologie, mens-dier verhoudingen door de tijd heen, doodsculturen, hedendaagse religie en de geschiedenis van rituelen.
Als deze aandachtsgebieden komen samen in Varkens, in de serie over dieren en de manier waarop de mens ermee omgaat, onder redactie van de Duitse schrijfster en ontwerpster Judith Schalansky (De lessen van mevrouw Lohmark, De Atlas van Afgelegen Eilanden). Varkens is wetenschappelijk onderbouwde fictie met een sterk onderhoudend karakter. Het is proza dat aan het denken zet, dat de verhouding tot het varken verandert, of op z’n minst nuanceert.
Het varken dat symbool staat voor luiheid, voor vraatzucht, voor domheid. Al geldt dat dan vooral voor het achtereind. We noemen iemand een varken wanneer hij of zij zich beestachtig gedraagt, er een zwijnenstal van maakt. Een, om het eufemistisch te zeggen, ongemanierd persoon. Iemand die misbruik maakt van het succes van andere rijdt op een varkensruggetje. We hebben onder meer Miss Piggy, Babe en George Orwells zwijn Napoleon in Animal Farm.
Het dier is een symbool van onreinheid in sommige religies, in andere juist weer een teken van vruchtbaarheid, van seksueel genot. We kunnen ook zwijnen, geluk hebben, of voor moeilijke tijden een lekker gevuld spaarvarkentje hebben. Macho verklaart, vanaf de vroegste domesticatie, de ambivalente verhouding tot dit nutsdier. Hij laat zien dat de grenzen tussen varken en mens op z’n zachtst gezegd onscherp zijn. Macho verwijst in dat kader naar de dichter Gottfried Benn. ‘De kroon der schepping, het varken, de mens.’ En naar Winston Churchill. ‘Ik houd van varkens, honden kijken tegen ons op, katten op ons neer. Varkens benaderen ons op ooghoogte.’
Verstoppen wij de varkens omdat ze juist veel op ons lijken? Heeft dat iets met een soort oerangst voor kannibalisme te maken, met mensenoffers? (Brandweerlieden schijnen niet van gebraden of geroosterd varkensvlees te houden. In een dialect in Papoealand heeft een geroosterd mens ‘een lang varken’.) Bij de slacht gillen de varkens met een welhaast menselijke stem. In feite zijn varkens zachtaardig, volhardend in de (moeder)liefde. Ze zijn intelligent, kunnen opgeleid worden tot drugs- en jachtvarkens, vinden met hun neus de fijnste truffels in de grond.
Wie ooit vrij gehoede varkens heeft aanschouwd, weet dat ze speels zijn, ondeugend en aanhankelijk. Het blijken goede lopers en zwemmers te zijn. Waarom is de hond en niet het zwijntje de beste vriend van de mens geworden? (Hedendaagse ethologen vragen zich in dat kader nog weleens af wie eigenlijk wie heeft gedomesticeerd.) Zoals Macho zegt: ‘Het is niet de eerste keer dat gelijkenis tot bittere vijandschap heeft geleid.’
Er is wereldwijde co-existentie tussen varken en mens, al rond de acht millennia lang. Het varken heeft wat dat betreft de fysiek niet mee. Ze zijn niet geschikt als trek-, last-, of rijdier. (Behalve in overdrachtelijke zin. De eerder genoemde rugrit.) Ze leveren geen melk en eten bovendien hetzelfde voedsel als de mens. Daarin dient de basis van de ondergeschikte positie van het varken gezocht te worden. Ze zijn voor de mens alleen geschikt als vleesleverancier. En in de laatste eeuw als donor van weefsel. Denk aan hartkleppen. Nog niet zo lang geleden werden diabetici behandeld met insuline gewonnen uit de alvleesklier van varkens.
Macho laat mooi zien dat de ambivalentie een lange traditie heeft. De Egyptenaren kenden de varkensgod Seth, die symbool stond voor woestheid, chaos, maar tegelijkertijd de beschermer was van oasen. Het varken als verwoester en tegelijk als voedselbron, als overlevingsmechanisme. Hoe bevreemdend zijn in dat kader de voedseltaboes bij sommige religies. Moslimsoldaten weigerden in India eind negentiende eeuw om nieuwe munitie te gebruiken omdat ze naar verluidt met varkensvet waren ingevet. Gedode aanslagplegers wil men tot op de dag van vandaag nog weleens in een varkenshuid naaien om ‘toegang tot het paradijs te verhinderen’.
Het is wonderlijk hoe dit intelligente, sensitieve dier te pas en te onpas door de mens wordt ingezet. Denk aan de nazistische haatpropaganda, de Judensau. Geen bedenksel van Adolf en zijn cohorten, maar een diep geworteld fenomeen, reeds bekend in de middeleeuwen. De zogenaamde Jodeneed hield in die tijd in dat een Jood in een juridisch conflict gewikkeld met een christen, de eed voor de rechtbank af moest leggen, blootvoets staande op een varkenshuid, op de plaats van de tepels. Als afstammeling van de zeug. Weerzinwekkende praktijken.
Varkens is leerzaam, verduidelijkend, onderhoudend, intelligent als het onderwerp zelf. Macho legt verrassende dwarsverbanden aan. Achterin is naast een notenapparaat, een overzicht van twaalf varkensrassen met hun eigenschappen en hun verspreidingsgebied opgenomen. Je kijkt er naar lezing toch behoorlijk anders naar.
Guus Bauer
Thomas Macho – Varkens. Vertaald door Jan Sietsma. Van Oorschot, Amsterdam. € 14,99.