Column: Coen Peppelenbos – Krimpt de aarde?
Krimpt de aarde?
‘Omdat ik het me kan permitteren,’ zegt dichter Tonnus Oosterhoff als ik hem vraag waarom op zijn laatste bundel Ja Nee niets staat over zijn werk of leven. De meeste uitgevers gebruiken de achterflap voor een opsomming van superlatieven over het werk van de schrijver, aangevuld met ronkende blurbs en een lijst van prijzen indien aanwezig. Dat laatste is bij Tonnus Oosterhoff in ruime mate het geval, maar de achterkant van zijn bundel is effen groen. Zelfs geen foto, alleen de barcode, het oormerk van boeken, ontsiert de achterkant.
Ik interview Tonnus Oosterhoff samen met twee andere genomineerden voor de VSB Poëzieprijs. Voor Oosterhoff ben ik altijd een beetje beducht als interviewer, omdat hij zijn gedichten nooit echt wil toelichten. Je moet er dus een beetje omheen vragen, dan zal hij er ook omheen antwoorden. Dan ontstaat er in het beste geval iets wat op een gesprek lijkt of op een parodie daarop. Beide varianten zijn goed.
Ik dacht vroeger dat de gedichten van Tonnus Oosterhoff heel moeilijk waren om dat hij beweringen na elkaar zet die met elkaar wel een verband aangaan, maar die nooit een afgeronde anekdote opleveren. Het zijn impressies, letterlijke citaten, clichés soms, maar zo gerangschikt dat je je niet poëtisch weg kunt laten schommelen door metrum en rijm. Zijn gedichten zijn geen cryptogrammen die je kunt oplossen. Als je dat van poëzie verlangt, dan wordt het lezen ervan inderdaad moeilijk. Hoe je dan gedichten moet begrijpen? Nou, door gewoon te lezen wat er staat.
In één van zijn gedichten zet Oosterhoff een aantal gruwelijkheden achter elkaar. Je zou het een geëngageerd gedicht kunnen noemen over groepen die onverdraagzaam zijn. Het gedicht eindigt met zinnen die mij meteen ontroeren.
Krimpt de aarde?
Kan mijn zoon er (nog) bij?
Ik maak zo graag voor hem plaats dat het pijn doet.
Oosterhoff leest het gedicht voor en even denk ik dat hij door zijn eigen woorden ontroerd raakt. Dat gebeurt wel vaker bij dichters; als er opeens familieleden opduiken in gedichten wordt het woord opeens vlees.
Coen Peppelenbos
Deze column verscheen eerder in een kortere vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 27 januari 2018.
(foto: © CP)