Recensie: Maarten van der Graaff – Wormen en engelen
Een verhaal kan alles veranderen
In de herfst van 2012 treedt kunstgeschiedenisstudent Bram Korteweg toe tot ‘het theologische werkgezelschap Uterque’ in Utrecht. ‘Flitsend,’ zegt Brams vriendin Lena spottend. Daarmee verwoordt ze waarschijnlijk een veelvoorkomende reactie onder lezers van Wormen en engelen, de debuutroman van Maarten van der Graaff. Wat zoekt een jonge kerel in seculier Nederland anno 2012 bij een ‘the-o-lo-gisch-werk-ge-zel-schap’? Bram weet het zelf ook niet precies: ‘Ik wil meedoen, denk ik,’ zegt hij.
Van der Graaff (1987) maakte naam met de dichtbundels Vluchtautogedichten (2013), bekroond met de C. Buddingh’-prijs, en Dood werk (2015), waarvoor hij de J.C. Bloemprijs kreeg. Het zou me niet verbazen als Wormen en engelen ook in de prijzen valt, want het is een bijzonder sterk en oorspronkelijk romandebuut.
Bram Korteweg is een ‘Flakkeeër’. Net als zijn auteur is hij na een gereformeerde jeugd op Goeree-Overflakkee naar Utrecht verhuisd om te studeren. Hij maakt nieuwe vrienden, hij leest en hij feest en begint een relatie met de wereldse Lena. Maar de trek van platteland naar grote stad is in Wormen en engelen geen eenduidige beweging; minstens zo sterk is het verlangen naar gemeenschap dat Bram doet besluiten lid te worden van Uterque en dat hem zelfs terugvoert naar zijn geboortegrond.
Wie Van der Graaff gevolgd heeft zal niet opkijken van die thematiek. Vooral in Dood werk gaat het veelvuldig over gemeenschap en verbinding, en in 2016 publiceerde Van der Graaff in poëzietijdschrift Het Liegend Konijn een cyclus over ‘De nederlandse commune’. Wat wel opvalt is de stilistische veelzijdigheid in Wormen en engelen, meer nog dan in zijn poëzie. Van der Graaffs rijke taal is niet los te zien van het geloof en de opvoeding met de Statenbijbel, erkent hij bij monde van Bram in een mooie passage:
Taal is niet privé, niet afgesloten, roept spoken op, stort je terug in het verleden, eeuwen terug, en vertakt zich in het nu. Mijn oma die voor het slapengaan helder krakend ‘Daar ruist langs de wolken’ zingt, of mijn opa die na het eten een gebed uitspreekt met het woord ‘nooddruft’ erin. Wie zich bekeert tot een geloof leert een nieuwe taal, maar wie het tegenovergestelde doet, verleert weinig tot niets.
De grootstedelijke Lena begrijpt Brams belangstelling voor religie niet, maar in zijn omgeving staat hij niet alleen. Zijn vader laat zich dopen in het Haringvliet, studievriend Paul wordt dominee op nota bene Goeree-Overflakkee. Om hun beweegredenen (en zijn eigen fascinatie) te doorgronden begint Bram een onderzoeksproject, dat als een dunne rode draad door de roman loopt: ‘Nu ik me heb afgekeerd van God, wil ik weten waarnaar ik me toekeer,’ verklaart hij. Voor zijn project interviewt Bram studievriend/dominee Paul, maar ook Wilfried, die hij kent van Uterque, een oudere Franciscaner die samen met zijn vriend in de commune ‘het Minderbroedersnest’ woont.
Als plot heeft het vrij weinig om het lijf, en toch is Wormen en engelen een meeslepend leesavontuur. Dat komt door de vele ideeën die passeren – Van der Graaff schrijft boeiend over kunst en religie –, maar ook door de slimme compositie. In de zevenenzestig veelal korte hoofdstukken is de chronologie flink door elkaar gehusseld, en bovendien laat Van der Graaff veel weg. Als lezer wordt je uitgenodigd de gaten in het verhaal zelf in te vullen, terwijl Van der Graaff originele observaties en details aandraagt. Bij het leggen van de puzzel helpt het dat de hoofdstukken gaandeweg vaker voorzien zijn van een datum, aangezien ze geschreven zijn in de vorm van interviewtranscript of e-mail. Zo doen steeds meer stemmen hun intrede in het narratief, totdat Bram aan het mooie, contemplatieve slot definitief uit het centrum lijkt te zijn verdwenen.
Al vroeg in het boek loopt de relatie tussen Lena en Bram stuk. Uit hun mailverkeer komen we veel te weten over Bram, die de neiging heeft dicht te klappen en zich af te sluiten. Dat maakt Lena woest. Zij is het die probeert Bram uit zijn navelstaarderij te schoppen en die hem stimuleert actuele boeken te lezen – Valeria Luiselli, I love Dick van Chris Kraus –, in plaats van telkens weer het voorspelbare rijtje mannen: ‘Roth, Hermans, Whitman, Kellendonk, Melville, Foster Wallace. Wanneer ga je eens een keer iets lezen wat je echt verbaast of misschien nog pijnlijker: waarom lees je zo weinig vrouwen?’
Van der Graaff nodigt de lezer uit beide personages als zijn metastasen te beschouwen – Bram heeft weliswaar de geografische biografie van zijn auteur meegekregen, maar Lena is de dichter van de twee, die in de roman een bundel met de titel Dood werk publiceert. Zij mailt Bram: ‘Gevoelige mannen zijn zo fucking gevaarlijk; al die complexiteit, maar ondertussen maken ze je tot een voetnoot in hun verhaal, een commentaarstem, nog altijd in hun dienst.’ Dat is uiteraard precies wat Bram doet, hoe krachtig de invloed van Lena ook is.
Er valt nog veel meer te zeggen over de slimme constructie van Wormen en engelen. Maar wat de roman uiteindelijk zo goed maakt zijn de levensechte, liefdevolle portretten. ‘Het vertellen van een verhaal kan alles veranderen,’ schrijft Van der Graaff, en nergens doet hij dat mooier dan in de beschrijving van de oude geschiedenisleraar die Bram toevallig terugziet bij zijn bezoek aan Middelharnis. Deze De Vree was wethouder voor de SGP, had ‘fonkelende ogen en vlezige wangen,’ ging altijd gekleed in driedelig zwart, was charismatisch maar ook gevreesd om zijn woede-uitbarstingen. De ‘vleesgeworden gereformeerdheid,’ zo werd hij vroeger in het dorp gezien. In een opwelling besluit Bram om De Vree stiekem te volgen, naar een boekhandel, naar het Hema-restaurant, en uiteindelijk naar huis, waar hij door het venster toekijkt hoe de man zijn vrouw kust en even later met twee mokken terugkomt uit de keuken. In deze bladzijdelange achtervolging gebeurt bijna niets, maar het scherpe observatievermogen van Bram / Van der Graaff wekt De Vree schitterend tot leven, zodat hij van een cliché verandert in een man die je denkt te kennen.
Joep Stapel
Maarten van der Graaff – Wormen en engelen. Atlas Contact, Amsterdam. 272 blz. € 19,99.