Open brief aan Jan van Mersbergen
Bericht vanuit de Geraniumsteeg
Beste Jan van Mersbergen,
Het is een stevig stuk dat je over mij en mijn nieuwe roman hebt geschreven als reactie op mijn artikel op Tzum. En ja, het heeft me geraakt. Niet omdat ik vind dat je gelijk hebt, maar omdat er zoveel agressie uit spreekt. Vanwaar die boosheid? We kennen elkaar niet persoonlijk, hebben elkaar nooit ontmoet. Wil je laten zien dat je meer succes hebt dan ik? Of heb je nobeler motieven: moet de literatuur gezuiverd worden van ‘dit soort schrijvers’, mensen als ik die het wagen een roman te publiceren buiten de erkende uitgeverij om? Natuurlijk is het mooi dat je de kwaliteit wilt bewaken, maar wees dan wel eerlijk.
Je begint te zeggen dat ik ‘ooit (ben) uitgegeven door De Arbeiderspers, een paar romans’. Dat klinkt denigrerend, en dat is eigenlijk de toon van je hele stuk. In werkelijkheid zijn er in de twintig jaar dat ik bij AP publiceerde, vijf romans en twee dichtbundels verschenen. Een teken dat de uitgeverij in me geloofde. Ik heb in die jaren met uitstekende redacteuren samengewerkt en natuurlijk stond ik open voor kritiek.
Je bent ook gaan googelen en takelde een heel oude koe uit de sloot. Een als recensie vermomde advertentie in Vrij Nederland van 1997. Dit was op het randje, dat is waar. Het idee kwam alleen niet van mij, maar van mijn uitgever. Die was gefrustreerd vanwege het gebrek aan aandacht voor mijn roman Bedachte stad. Misschien had ik hem tegen moeten houden, maar ik was, ik geef het toe, vooral blij met zijn steun en zijn geloof in de kwaliteit van mijn werk.
Dan word je echt vals. Je knoopt citaten uit mijn Tzum-artikel aan elkaar op een manier waardoor een raar beeld ontstaat en haalt me ook nog eens verkeerd aan. Niet mijn uitgever heeft gezegd dat hij alleen nog in zee ging met debutanten en Bekende Nederlanders, maar een literair agent. Dat is wat er staat. De uitgever parafraseer ik dan juist wel weer in de zin: ‘Het boek was goed, echt waar, maar de afdeling Verkoop zag er geen heil in,’ terwijl jij net doet of ik dat zelf zeg. Met dat citaat ga je vervolgens aan de haal, je maakt er meteen maar een running gag van. Grappig, maar je verdraait wel mijn woorden. Want geloof me, ik vind net als jij dat anderen moeten uitmaken of een werk geslaagd is of niet.
Je laatdunkende toon bereikt een hoogtepunt met polemische pareltjes als ‘dozen in de gang’ en ‘Geraniumsteeg’. Vooral met dat laatste wil je me kleineren en onder de gordel raken. Eigenlijk ga je nogal respectloos met me om.
Gelukkig neem je wel de moeite om mijn website te bezoeken, waar een fragment uit De aanwezigheid van Lara op staat. Maar meteen bij het eerste zinnetje ga je los. ‘Yves is al een eeuwigheid met Yvette.’ In jouw taal kun je blijkbaar een relatie niet zo aanduiden (x is met y). Nu woon ik in Amsterdam-Oost en misschien spreken we daar een ander dialect, maar hier is het uitstekend Nederlands. En dan dat ‘eeuwigheid’, dat mag ook niet. Het moet concreter. Twintig, dertig, vijftig jaar. Weet je dan niet dat ‘een eeuwigheid’ in het Nederlands de bijklank van verveling heeft? Zou het niet kunnen dat ik het woord om die reden gebruik?
Zo gaat het nog een tijdje door. Ik mag niet schrijven dat iemand een kat neemt. Dat moet ‘koopt’ zijn. Waarom? Omdat het zinnetje anders bij jou associaties met bestialiteit oproept? Ik geef les op een middelbare school en daar kijk ik altijd een beetje uit met het woord naaien. In de brugklas leidt dat al gauw tot gegniffel. Blijkbaar beschik jij nog steeds over de kinderlijke gave om dit soort dubbelzinnigheden onmiddellijk te detecteren.
En tja, dat je mijn personage met ‘die pipo’ aanduidt: je krijgt er beslist de lachers mee op je hand.
Serieuzer is je kritiek dat mijn proza te springerig, te weinig ingekleurd is. Zou het niet kunnen dat ik dit expres doe? Het fragment komt ergens uit het midden van het boek en betreft een fantasie van de hoofdpersoon. Hij projecteert zijn eigen obsessies op de bewoners van een klein Frans dorp en doet dat inderdaad met korte verhalen, geschreven in een met-grote-stappen-gauw-thuisstijl. Het zijn sprookjes. Concentraten van levensverhalen. Dat heeft een functie in deze roman. Jij kon dat niet weten, maar misschien moet je een boek ook niet afkraken op grond van slechts één fragment.
Ik wil je daarom uitnodigen om de hele roman te lezen. Doe dat dan wel op een onbevangen manier, niet met de vooringenomenheid waarmee je die paar bladzijden te lijf ging. Je kunt zelfs een gratis exemplaar bij me komen ophalen. Er liggen er nog wel een paar in de gang.
Met hartelijke groet,
Henry Sepers