De onmogelijkheid het verlatene te betreden

De gedichten van Jacob Groot in Verlies me niet (zijn veertiende bundel) zijn taalspel, maar natuurlijk gaat het over verlies. We verliezen elkaar door omstandigheden, dood, vlucht, verhuizing. De liefde kan voorbij zijn, of verloren of fataal gehinderd, maar we raken elkaar nooit kwijt. De ander blijft in ons systeem aanwezig, soms negatief, soms positief. Was het vertrek onvermijdelijk, onontkoombaar en wat voelde je? Verdriet natuurlijk. Maar vreemd genoeg ook opluchting, bevrijding. Je wordt heen en weer geslingerd tussen opluchting en spijt over dat gevoel. Wie verlaat wie en doet de volgorde er toe? Hoe zullen we elkaar ooit weer ontmoeten, later en waar dan en in welke gedaante? Zijn we anders geworden? In hoeverre zijn we autonoom? Worden we bepaald door iets?

Zonder dat ik het ben kom ik bij je in een andere tijd

Een moment wacht op ons lichaam als een plaats

Rust niet tot we komen waar het ons vindt

Worden we begeleid?

Alsof het de laatste geluiden zijn voor het eerst

Zal er gezegd worden wie we waren?

Een instrument speelt ons

Een instrument speelt met ons

Een instrument speelt met ons mee

Taalspel. Jacob Groot schrijft wonderlijke metaforen. In het volgende gedicht lijken ze weinig met elkaar te maken te hebben, maar duidelijk is dat ze een niet-positieve betekenis dragen: opensnijden, rauw, vivisectie, cirrus (voorbode van slecht weer), gevild, hangen aan een zijden draad, geroosterd, vergaan, wassen neus, koude heellallen (!), verrotte, kapotte, verspeeld, verbrandt, disseminatie (uitzaaiing van gezwel), zwammen, urn, as.

Volgens Wittgenstein is de betekenis van een woord zijn gebruikswaarde. Hoe functioneert het woord van een dichter? Wat is de communicatieve waarde van het gedicht? De lezer gaat een relatie aan met het gedicht (of niet). Als hij de dichter serieus neemt, zal hij meegaan met de veronderstelde betekenissen van de woorden.

Snij de herfsten open, ze lusten je rauw

Vivisectie op melancholie, circussen vol cirrus

Konijnen van licht, doorbloed gevild

Coloratuur van de goochelaar die je zon heet, hoogste hoed aan je
zijden draad

Geroosterde lucht, vleesgebraad van parelmoer

Om wordt getoverd overweldigend in het nog bestaande wat al
vergaat

Hun wassen neus in de wind van de koude heellallen, klimmen
clowns uit verrotte trompetten, volgegoten met kapotte tranen,
lachspiegeltjes van je verspeelde tijd

Opeens laat de olifant van de avond zich bladstil op de piste vallen

Muziek verbrandt daarbij, disseminatie van symboliek

Vlammen worden zwammen in de urn des doods

Vuur verkleurt regen die as verspreidt.

De dichter gebruikt metaforen waarbij object en beeld antithetisch zijn. Hoog en laag worden naast elkaar geplaatst. Roos en lul. Spot en ernst. Licht en donker. Beginnen en beëindigen. Gebruiken en bezoeken. Bereikbaar zijn ‘op alle plekken die je / nooit hebt bezocht’.

De meeste gedichten hebben de vorm van zinnen of woordgroepen, gescheiden door een regel wit, maar soms, zoals in 10 zijn er twee kwatrijnen en twee terzetten, zonder eindrijm met regels van ongeveer gelijke lengte. Dit geldt ook voor 33. 20 bestaat uit vijf disticha; 30 uit negen.

Het verlies is geen metafoor, het verliezen van mijn tong wel. Je kunt zeggen dat je je tong verloren hebt, maar dat is dus dan niet zo. Is er een oplossing voor het verlies? ‘De verlossing lost m’n verlies niet op / Of lost m’n verlies misschien m’n verlossing op? Verlost m’n verlies me zo van de verlossing?’ In elk geval is het gedicht daarover geneeskrachtig. ‘je gedicht staat op uit zijn dood’; maar nooit sentimenteel, laat staan huilerig. De ik experimenteert als Bloodshot, de voormalige soldaat uit de comics met regeneratieve krachten. Zijn bloedbaan bevat een miljard nanocomputers, waardoor hij snel kan genezen van zijn verwondingen.

De dichter geneest door tegenspraak, paradox, raadsel.

Remco Ekkers

Jacob Groot – Verlies me niet, een gedicht De Harmonie, Amsterdam. 68 blz. € 17,90.