Recensie: John Banville – Mevrouw Osmond
Eerbetoon aan een klassieker
Het nieuw leven inblazen van een klassieker, zoals in het gevel van Mevrouw Osmond van John Banville (1945), veronderstelt kennis van ‘het origineel’, de negentiende-eeuwse roman The Portrait of a Lady van Henry James, of desnoods van de filmversie uit 1996 met Nicole Kidman en John Malkovich. Maar rasverteller Banville maakt dat overbodig, herschept moeiteloos de Victoriaanse sfeer waartegen hoofdpersoon Isabel Archer, mevrouw Osmond, zich te weer probeert te stellen. Banville heeft de personages en de verhaallijn eerder geadopteerd om er op subtiele wijze een eigen draai aan te geven.
Zo komen de bedienden er in deze ‘versie’ niet zo bekaaid af. Ze zijn geen slippendragers zonder enige menselijke eigenschappen. Sterker nog, de kamermeid van mevrouw Osmond bijvoorbeeld, met de welluidende naam Staines, weet haar meesteres vlekkeloos te sturen. Het zijn veelal de bedienden die voor een versnelling van de ontwikkelingen zorgen. En zo was het in die tijd natuurlijk ook. Vooral de Lady’s in spe werden zeer beschermd opgevoed, tot gedweeë schepsels, in dienst van de wensen van de toekomstige echtgenoot. De mensen downstairs waren meer gepokt en gemazeld door de buitenwereld.
Isabel Archer is een levenslustige jonge vrouw afkomstig uit Albany, New York. Ze is net in haar twenties wanneer haar vader sterft en ze wordt uitgenodigd op het landgoed nabij Londen van haar oom en tante, een rijk bankiersgeslacht. Lord Warburton, de buurman en wegens zijn onmetelijke fortuin de meest begerenswaardige vrijgezel van Europa, wordt terstond verliefd op de schone Isabel, alsook een nagereisde, eveneens niet onbemiddelde Amerikaan. Maar Isabel wijst iedereen af, wil van haar vrijheid genieten, heeft duidelijk andere ideeën, opgedaan in de ‘nieuwe wereld’. Voor haar geen gevangenschap in het huwelijk. Zij is dol op haar ziekelijke neef Ralph, een platonisch verbond. Ralph beweegt zijn vader de helft van zijn erfenis aan Isabel te geven. Met de beste bedoelingen? Wil hij misschien eens zien hoe ‘het zelfstandige hittepetitje’ het ervan af brengt? Opeens wordt zij immers zelf een te begeren buit. Kan ze door het fortuin haar positie nog versterken? Is zij voldoende gewapend?
Isabel vertrouwt op haar oudere vriendin Serena Merle en gaat uiteindelijk een verbintenis aan met de al lang in Italië woonachtige weduwnaar Gilbert Osmond, een erudiet, vrijgevochten persoon. Dat is de rol die hij voor het theaterstuk ‘vette vis binnenhalen’ speelt. Hij is weliswaar ook een Amerikaan, maar hij is bijkans strenger geworden in de Europese Victoriaanse leer dan de autochtonen. Isabel loopt in de val en komt alsnog terecht in de gevangenis van het slaafse huwelijk, waarbij de man werkelijk alles bepaalt. Ze is diep ongelukkig, maar voegt zich aanvankelijk toch. De aanbidders uit vroeger dagen zijn er weer als de kippen bij, maar uit een soort zelfhaat en fatalisme wijst ze hen opnieuw af. Dan verneemt ze van de zuster van Gilbert dat diens dochter niet van zijn eerste overleden vrouw is, maar van mevrouw Merle. (In Mevrouw Osmond wederom dankzij de tamtam van kamermeiden.) Tegen de wil van haar man bezoekt ze de stervende neef Ralph in Londen. Is dit de kans om alsnog een eigen leven te gaan leiden? Ze keert na een paar maanden terug naar haar man.
In het origineel van James mag de lezer daarna zelf bedenken hoe het leven van Isabel er verder uit zal zien. Banville slijpt de tekst eigenlijk aan, zorgt na een krappe honderdveertig jaar voor de finesses, voor mogelijke antwoorden. De op zich niet ingewikkelde verhaallijn is in Mevrouw Osmond ingebed in een bedwelmend soort proza vol met zeer kunstig verborgen cliffhangers. De protagonisten hebben elk voor zich de uitdrukkelijke behoefte om ontboezemingen te doen, maar worden door de terughoudende tand des tijds behoorlijk ingeperkt. Banville laat details schitteren, hun vooruitwijzende c.q. achteraf verklarende werk doen. Hij heeft de boel radicaal omgegooid en begint met de rondreizende Isabel in Londen en Parijs, werkt toe naar een confrontatie tussen Isabel en Gilbert.
Banville diept de personages veel meer uit, laat alle facetten van hun karakter zien. Zo is Gilbert Osmond een zelfingenomen tiran tegen zijn vrouw, maar is hij vergevingsgezind, zelfs attent tegen een stokoude huismeester. Isabel is een stuk kordater, handelt werkelijk – ook tot de verbazing van Gilbert – subtiel, berekenend. En ergens is zij ook egoïstisch, zijn niet al haar kanten te bejubelen. Haar door Banville ingegeven oplossing is wel weer gewiekst, om niet te zeggen behoorlijk vilein. In hun onderonsje maken Banville en Archer goed gebruik van de Victoriaanse moraal om zowel Gilbert Osmond als mevrouw Merle maximaal te straffen.
En wat is er eigenlijk met de eerste mevrouw Osmond gebeurd? Daar komt de suspenseschrijver even om de hoek kijken. Banville schrijft onder het pseudoniem Benjamin Black ook sterke whodunits. Voor zijn ‘normale’ literaire werk gebruikt hij een vulpen. Het verklaart de rust die dergelijke teksten hebben, het weloverwogene, het meanderende. Mevrouw Osmond is fijn gedetailleerd, maar geeft toch niet het idee van een te breed uitgesponnen, helemaal uitgeschreven verhaal. Het voordeel van de pen als bliksemafleider van de geest.
Mevrouw Osmond zit verder vol kundig verstopte aforismen de moraal en de taal betreffende en met kleine sneren – bijvoorbeeld naar de Engelse mentaliteit van verleden en heden. Nadrukkelijk moet nogmaals gezegd worden dat Mevrouw Osmond weliswaar gezien kan worden als een eerbetoon aan een klassieker, maar dat deze roman tegelijkertijd geheel en al op zichzelf staat, juist nieuwe lezers moet kunnen bekoren die de geschiedenis van Europa beschrijven. Europa dat hier nadrukkelijk een personage is.
Guus Bauer
John Banville – Mevrouw Osmond. Vertaald door Arie Storm. Querido, Amsterdam. 416 blz. € 20,99.