Column: Coen Peppelenbos – Naast Multatuli
Naast Multatuli
De laatste keer dat ik voor een groep scholieren stond was desastreus. In een zaaltje waren honderd leerlingen bij elkaar gejaagd waren om te luisteren naar mijn college over drie literaire werken die genomineerd waren voor de Inktaap. De leerlingen hadden de boeken niet gelezen en bestudeerden verveeld hun mobieltjes. Het was zo’n dag waarop ze verplicht culturele dingen moesten doen. Alsof je een carnavalshit op een begrafenis staat te zingen. Dat nooit weer, dacht ik.
Afgelopen maandag stond ik toch weer voor een havo 4-klas. Het Augustinuscollege in Groningen had mijn boek ingekocht om klassikaal te lezen. ‘De Max Havelaar en De valkunstenaar zijn hier verplicht,’ schreef een docent. Een mengeling van ijdelheid en nieuwsgierigheid bracht me weer binnen de school. Het scheelde ook dat ik slechts een paar honderd meter hoefde te lopen. Vanuit het klaslokaal kon je mijn woning zien liggen.
De klas was goed voorbereid: de leerlingen hadden de roman uitgelezen, of bijna, en ze hadden van tevoren vragen bedacht. Soms waren ze een beetje pijnlijk voor een auteur die ook leraar Nederlands is: ‘Waarom staan er zoveel spelfouten in?’ Soms waren ze inhoudelijk heel erg goed. Zo vroeg een jongen of de zoektocht van de hoofdpersoon in De valkunstenaar ook een zoektocht was naar zijn seksuele voorkeur en of ik dat zelf ook zo ervaren had. Ik liep wat om mijn persoonlijke verhaal heen, maar het klopt inderdaad dat ik mijn hoofdpersoon met zowel mannen als vrouwen erotisch laat verkeren. Ik wilde een boek schrijven waarin seksualiteit niet geproblematiseerd zou worden. Als inspiratiebron had ik daarvoor het boek Being there van Jerzy Kosinski (verfilmd met Peter Sellers in de hoofdrol) waarbij de hoofdpersoon, een tuinman, de wereld alleen via de tv kent en als hij voor het eerst in de werkelijkheid buiten zijn tuin komt alles als vanzelfsprekend aanvaardt. Ook seks overkomt hem. Dat element had ik gekopieerd voor De valkunstenaar: mijn hoofdpersoon kiest nergens voor, maar gaat overal in mee. Er komen geen labels als heteroseksualiteit, homoseksualiteit of biseksualiteit in mijn boek voor. ‘Dat is niet waar,’ zei een jongen meteen, ‘in die scène op de camping wordt het woord biseksueel genoemd.’ En hij had gelijk. Eén leerling vond dat er te veel seks in mijn boek voorkwam en toen ik zei dat ik juist wat seksscènes had verwijderd vroeg een andere leerling of ik de deleted scenes alsnog op mijn website zou zetten.
Ik kreeg ’s avonds nog een berichtje van een andere docent op het Augustinus College. Tijdens een mondeling had een leerling mijn roman een mooi voorbeeld van ‘parentificatie’ had genoemd, terwijl ik tot op dat moment nog nooit van het woord had gehoord.
Het geeft je als schrijver een euforisch gevoeld dat je roman echt gelezen wordt. Ik kreeg ook weer vertrouwen in die nieuwe generatie. Die leerlingen zijn in hun denken al veel verder en opener dan mijn generatie was.
Coen Peppelenbos
Deze column verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 31 maart 2018.
(foto: National Science and Media Museum, via Flickr Commons)