Column: Sander Bink – Waarom Christus geen vegetariër was en Frits wel
Waarom Christus geen vegetariër was en Frits wel
‘Vlees is een dingetje’ en ‘de laatste jaren groeit het stapeltje boeken dat juist de andere kant op gaat: boeken die vragen stellen bij vlees en ons de weg willen wijzen naar een minder vlezige toekomst’ schreef Mac van Dinther afgelopen weekend naar aanleiding van de boeken die hem hielpen minder vlees te eten.
Nu schuilt achter mijn, nu al weinig gelezen en aldus stante pede tot cult verheven, stukjes hier niet het betweterige wie-was-er-eerst-opa-weet-het-wel-want-vroeger-was-alles-er-ook-al-idee maar na dit artikel over vegetarische boeken kon ik niet nalaten te mijmeren over vegetarisch fictie. Bestaat dat? Wanneer lag dat dan voor het eerst in de supermarkt? En smaakt dat echt net als vlees? En is dat eigenlijk niet veel erger want het komt allemaal uit een lab en is niet authentiek, laat staan puur. Het bevat gluten, E-nummers, toevoegingen en stamt niet uit de oertijd en is dus slecht. Maar wat is slecht? Naar het grote licht, van Felix Ortt, dat is pas slecht. Maar dat weerhield de roman niet van een zekere populariteit want de eerste druk verscheen in 1899 een tweede in 1913 en een derde in 1918. Dat klinkt als weinig, maar is best veel want vergeet u niet dat er, ondank alle geweeklaag van tegenwoordig dat iedereen vroeger wel Couperus & co. las, het aantal lezers van moderne romans rond 1900 enkele duizenden en niet honderdduizenden zoals tegenwoordig bedroeg.
Felix Ortt ‘wordt niet meer gelezen’, zoals je er in Nederland bij elke schrijver die voor 1980 is geboren tegenwoordig bij moet zeggen, als een cliché uit Flauberts Dictionnaire des idées reçues. Maar ik lees hem toch? Weliswaar met tegenzin, want ook niet voor mijn lol, maar vegaburgers zijn ook niet echter lekker maar wel interessant als concept. En wanneer ‘wordt iets gelezen’, wanneer is iets bekend als cultuur? Moeten 2000 mensen de kunstenaar bewonderen en op zijn minst 500 mensen de schrijver lezen of mag twee en respectievelijk vijf ook?
Hoe het ook zij, Naar het grote licht gaat over veel wat rond 1900 vooruitstrevend, ‘hip’ en zweverig was. In de woorden van een criticus: ‘Nu is het tijd om alle zoete dweperijen, het vegetarisme, de anti-alcoholbond, de anti-serum-beweging, de anti-vivisectie, het Christendom, volgens de Bijbel of tegen de Bijbel, het Tolstoïsme, het Christelijk anarchisme, de Theosofie, te bespreken.’
Het vegetarisme is echter het hoofdthema van Ortts roman, die dáárom wel zeker lezenswaardig is. In 1894 was de Vegetariërsbond opgericht en rond 1900 was het nog iets voor een klein vooruitstrevend clubje schrijvers en intellectuelen. Het was op een bepaalde manier ook minder prangend dan nu want (teveel) vlees eten was nog geen totale zelfdestructie.
En in de zomer van 1899 opende in Den Haag het eerste vegetarische restaurant, Pomona. Het kwam rechtstreeks voort uit initiatieven van de voorvechtsters van de Eerste Tentoonstelling Vrouwenarbeid van het jaar daarvoor. Een interessant contemporain artikel over dit restaurant is overigens hier te lezen.
Voor de hoofdpersoon van Naar het grote licht, Frits, is het vegetarisme ook een dingetje nadat hij als kind op traumatische wijze een stier geslacht zag worden:
Telkens drongen de kreten van het vermoorde dier tot hem door, en het ruwe gelach en gevloek van de slagers, toen het in zijn laatste wanhoopspoging zich bijna had losgerukt. De zoete lauwe bloedlucht klom op tot het dak en maakte hem nog duizeliger.
-O! dat arme dier, die gemene kerels. Toe Wim, laat me in ’s hemelsnaam door!
Willem zei nog eens aan de andere jongens om terug te gaan, maar die talmden, en Frits moest het hele treurspel meemaken: hij zag het met de ogen van zijn ziel, al bedekte hij de ogen van het lichaam: het rukken, het uitbloeden, het kramptrekken; en dat gezicht was als een openbaring bij bliksemlicht. En in die tien minuten van ziele-opstand tegen deze barbaarse ruwheid en wreedheid drong in hem het besef zich te moeten verzetten tegen zulke daden van geweld en moord.
Maar hoe dit uit te verantwoorden naar zijn Christelijke ouders en omgeving? Met de volgende redenering:
-Maar het slachten en het eten van vlees is immers door God bevolen, want in het Oude Testament staat toch duidelijk het slacht-offer beschreven en dat de priesters het vlees van de offerdieren moesten eten. Er is in de hele wetgeving van God aan het Joodse volk geen kwestie van vegetarisme – want zo noemt men immers uw richting? – integendeel, het vleeseten is blijkbaar door God gewild.(…)
-Ik geloof dat wij als Christenen meer naar Jezus dan naar Mozes moesten zien en het is dunkt mij wel merkwaardig dat Jezus nergens gewezen heeft op de noodzakelijkheid van vleeseten, terwijl hij altijd het brood als genoegzaam voedsel aanduidde, onder andere doordat hij zichzelf noemde ‘het brood des levens’, en ook in het Onze Vader.
-Maar de Heer Jezus at immers ook het paaslam.
-Het kan wel zijn dat Jezus zich nog hield aan de voorvaderlijke gebruiken, maar het is toch ook opvallend dat hij bij het avondmaal, toen hij de woorden sprak: ‘neemt, eet, dat is mijn lichaam dat voor u gebroken wordt’, niet een stuk vlees nam – wat toch oppervlakkig het beste beeld voor een verbroken lichaam zou schijnen – maar het brood.
-Maar u ontkent immers niet dat Christus het paaslam gegeten heeft, en dat er ook geschreven is dat de Heer wel vis at.
-Misschien is dat zo: het is mogelijk dat toen nog niet het ogenblik gekomen was om vleesvoeding volstrekt of af te keuren. Maar denkt u ook eens aan het gezegd van Paulus: ‘Indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten opdat ik mijn broeder niet erger.’ En u zult wel weten dat wij met ons vleeseten alle Boeddhisten ergeren; dat hun voorgangers zelf gezegd hebben dat dát misschien de grootste reden is waarom de zending onder de Hindoes in Engels Indië zo weinig succes heeft. Zij vinden het ergerlijk in de Christenvolken en in de zendelingen dat deze de dieren doodmaken om hun vlees te eten; van zo’n godsdienst, die in dit opzicht zó ten achter staat bij de hunne, willen zij niets weten. Is dat niet een reden voor ons Christenen om de woorden van Paulus te behartigen en toe te passen? Wordt het geen huichelarij om bidstonden te houden voor de zending, terwijl we in ons dagelijks leven datgene doen wat de zending, tenminste onder die miljoenen volgers van Boeddha, verlamt en het succes onmogelijk maakt?
-Daar was wel iets van aan, vonden Frits’ ouders, toen ze samen onder het naar huis gaan erover doorpraatten, ofschoon het overdreven was die woorden van Paulus zóver uit te strekken. Trouwens, waarom zouden ze het zich eigenlijk zo onaangenaam maken me te proberen Frits te dwingen, op gevaar af dat het toch niet lukken zou. En het was waar dat Marietje er heel gezond en flink onder was. Ze zouden het dus maar een poosje aanzien.
En zo geschiedde het dat Frits voortaan elke middag zijn maaltijd begon met een soepbord havermout, en van het vlees werd vrijgesteld.
Sander Bink