Recensie: Arthur Miller – Focus
Allemaal nette mensen
Focus is de enige roman van de beroemde toneelschrijver Arthur Miller (1915-2005). Tegen de achtergrond van de zogeheten ‘melting pot’ New York worden antisemitisme en discriminatie belicht vanuit het perspectief van de dader. Beter gezegd: de volger.
Lawrence Newman is een Amerikaan waar niet zoveel op aan te merken is. Als vrijgezel en WOI-veteraan leeft hij tamelijk anoniem met zijn moeder in een bescheiden koopwoning te Brooklyn, waar zijn auto zijn meest waardevolle bezit is. Elke ochtend neemt hij de metro naar Manhattan om daar in een groot bedrijf typistes aan te nemen of te ontslaan. Hij houdt van orde, reinheid en rust en is als gemiddeld betrokken buurtbewoner een keurige antisemiet.
Je kunt de Joden namelijk van heinde en ver al zien of ruiken – niets anders dan zintuiglijke manifestaties van het wereldwijde complot. Newman zou het echter zo boud nooit zeggen, dat doen anderen wel voor hem. Hij is meer een denker, die het allemaal weet. Zo koopt hij elke ochtend onderweg naar zijn werk een krantje bij de kiosk van Finkelstein, op de hoek van zijn straat:
Hij wenste de eigenaar goedemorgen en betaalde hem, erop bedacht dat zijn handen niet met de zijne in aanraking zouden komen. Niet dat hij er nu zo van had gegruwd als hij ze wel had aangeraakt, maar het idee stond hem tegen. Hij verbeeldde zich dat er een bepaald soort muf etensluchtje om Finkelstein hing. Hij wilde dat luchtje niet aanraken
Als de nederige, sociaal onbeholpen en slechtziende Newman het aan de stok krijgt met zijn baas omdat hij een meisje heeft aangenomen met de naam Kapp (baas: ‘ze zal wel Kapinsky heten of zoiets’), is hij genoodzaakt een bril te kopen. De brillenglazen openen zijn ogen. In de eerste plaats valt hij als een blok voor de volgende typiste in de rij, de extraverte Gertrude Hart, die hij helaas niet kan aannemen vanwege haar vermeende semitische uiterlijk. Maar Gertrude is ook een van de eersten die hem veracht, omdat zijn bril hem een nogal joods gezicht geeft. Wanneer ze elkaar later weer ontmoeten en een relatie krijgen, focust Newman eigenlijk continue verkeerd: haar veeleisende natuur en hun verdachte uiterlijk brengt hem in allerlei moeilijkheden, die zijn leven lijken te ruïneren. In de straat wordt hij ook met steeds grotere argwaan gevolgd door zijn buren Fred en Carlson, allebei vurig aanhangers van de antisemitische en paramilitaire Christian Front. Hoewel Newman door Gertrude gedwongen wordt zich aan te sluiten bij deze organisatie, wordt hij verteerd door zijn weifelachtige houding. Ervaart hij dus de eerste omgegooide vuilnisbakken in zijn tuin eerst nog als stompzinnige vormen van toeval, naarmate Finkelstein meer in het blikveld van de knoklegers komt, wordt ook Newman steeds meer een outcast.
Gepubliceerd in 1945 (!), is Focus een schokkend relaas over alledaags racisme en discriminatie in Amerika. Dat alledaagse blijkt vooral uit het feit dat Newman een aardige man is, die zorgzaam, gevoelig en intelligent is. Zijn antisemitisme is ook nergens op gebaseerd, behalve traditie en vooringenomenheid. Zo schrikt hij als hij voor het eerst zijn bril op doet en blijkt dat zijn van zichzelf al scherpe neus ‘als een snavel vooruitstak’. Hij lijkt nu niet op een ‘Hindenburg-type Jood’ (= Duitser), maar op iets veel ergers.
Miller zet zijn personages genadeloos in de volgspot, zodat je hun okselzweet bijna gaat ruiken. Hun verbondenheid met de grote stad maken van Focus ook een filmische roman – een film noir, die zich afspeelt in de anonieme straten en gelijkvormige huizen. Het grootstedelijke decor is hier geen bevrijding uit de provinciale armoe, maar biedt juist eerder een beklemmende horizon van achterdocht en groepsdruk.
Jaap Krol
Arthur Miller – Focus. Vertaald uit het Engels door Babet Mossel. Van Oorschot, Amsterdam. 221 blz. € 19,99