Gedicht: ’t Is Pinkster, en de Bloemen praalen / in Hoven, Velden, groene Daalen
Een volksprent uit het Rijksmuseum over kinderen die langs de deuren trekken en daarmee geld ophalen. De datering, 1715 – 1813, is nogal ruim. Dde maker van het beeld waar de herder en herderin een verliefd stel vormen is niet zo onder de indruk: ‘zy doen het om de Duiten’.
’t Is Pinkster, en de Bloemen praalen
In Hoven, Velden, groene Daalen,
Dit duidt u ’t Pinksterbloemschap aan,
waar sommigen meê zingen gaan.
Zo door de Stad heen, als ‘er buiten,
Maar weet, zy doen het om de Duiten.
Nu dat is ’t zelfde, ziet deez’ Prent,
Op dat gy de Postuurtjes kent.
Griet Wydmond zingt, wilt haar niet stooren
In haar zo Muikaal geluid;
Gy kunt het zien, kunt gy ’t niet hooren;
’t Wordt ook door het Zangstuk aangeduid,
Dat ze in haar hand houdt. Ô ’t Gaat luchtig!
Al klinkt het juist niet voor een Dans,
’t Is niet te minder raar en kluchtig.
’t Bevat den staat van Maget Jans.
Zy, die de Pinksterbloem vertoonen,
Zyn als gepaard door zoete Min.
Maar wilt het fraai gewaad verschoonen,
Des Herders en der Herderin.
Wat pronken zy met hunne Staven,
Met Lind en Strikken fraai bezet.
Een kleiner Schalk toont ook zijn gaaven
In ’t zingen; maar ’t is uit de pret.
Terwyl gaêrt Janne Kortrok Syzen,
In een geschuurde tinnen Kom,
Die ’t meest geeft, zal ze ’t meeste pryzen;
Zo gaat ze by de Kykers om.
Zy krygt een duitje van het Meisje,
Dat men naast haaren Vader ziet.
Straks doen zy weêr een ander reisje,
Maar zingen steeds het zelfde Lied.
Zie voor het origineel hier op de site van het Rijksmuseum.