Als balletjes in een flipperkast

‘Russel-James,’ zei hij plotseling. ‘Ben je ziek?’
‘Ben gestoken in een messengevecht,’ zei ik tegen hem.
‘Werkelijk?’ Hij kwam naar me toe om te kijken. ‘Wat een vreemd leven leiden jullie twee.’

Dit haast surreële gesprek tussen Rusty-James en z’n vader reveleert enkele pijnlijke waarheden: de aan alcohol verslaafde vader heeft nauwelijks enig idee waarmee Rusty-James en z’n oudere broer, de beruchte Motorcycle Boy, precies bezig zijn. Sinds het plotse vertrek van de moeder raakte het leven van de vaderfiguur in een impasse; het lukt hem niet om in de toch al ‘waardeloze buurt’ een veilige thuishaven te creëren voor zijn zoons. Terwijl Motorcycle Boy een flink stel hersenen meekreeg en natuurlijk gezag uitstraalt – de ‘filosoof onder de bendeleden’ zo je wil – beseft Rusty-James dat hij wel altijd in zijn schaduw van z’n oudere broer zal staan: ‘Ik dacht dat het gaaf zou zijn, zou oud zijn – maar elke keer als ik kwam waar hij was geweest, was er niks veranderd behalve dat hij alweer verder was gegaan. Het had voor mij hetzelfde moeten gaan.’

Wanneer we Rusty-James aan het begin van de roman ontmoeten, heeft hij net vijf jaar jeugdgevangenis achter de rug en vult hij z’n tijd met ‘aanklooien’. Hij beoordeelt zichzelf – overigens niet geheel onterecht – als ‘dom’: ‘Mijn geheugen is een beetje verrot.’ Interessant is de vraag in welke mate Rusty-James aanspraak kan maken op de status van reliable narrator. Hij geeft geregeld aan dat hij zich lang niet alle voorvallen uit z’n jeugd goed kan herinneren. S.E. Hinton geeft geen expliciete aanwijzingen; het is aan de lezer om fictie en waarheid van elkaar te (kunnen) onderscheiden. Boezemvriend Steve weet hem nog het best te karakteriseren: ‘Jij bent precies zo’n balletje in een flipperkast. Je wordt maar heen en weer geschoten; en je denkt nooit ergens over na, over waar het met je heen gaat of hoe je daar moet komen.’

Een onverwachte ontmoeting met Steve brengt ongewild toch enkele – zij het weinig aangename – herinneringen met zich mee, door Rusty-James in een uit lang uitgesponnen flashback verhaald. Hij neemt de lezer mee naar het jaar waarin hij veertien was. De dualiteit in z’n weinig stabiele karakter komt sterk tot uiting: enerzijds is Rusty-James nog het angstige kereltje in het donker, dat liefst van al chocolademelk drinkt, anderzijds is hij het onbehouwen type dat door een leerkracht wordt gevraagd om een irritante medeleerling voor ‘vijf dollar’ in elkaar te slaan. In een bendegevecht raakt hij flink toegetakeld. Het is alweer Motorcycle Boy die hem voor z’n jongere broer opneemt, op z’n eigen manier orde schept in de gecompliceerde wereld. Je zou bijna vergeten dat Rusty-James ook een doodgewone puber is die feestjes bezoekt met z’n kameraden en op de bank zoent met vriendinnetje Patty, ‘echt een linke griet soms’. Alleen verloopt z’n puberteit net iets anders aangezien hij in een door geweld gedomineerde achterstandswijk opgroeit. S.E. Hinton veroordeelt niet, staat niet klaar met goedbedoelde wijze raad, maar creëert een authentiek en psychologisch sterk onderbouwd portret van een behoorlijk complex personage. Gaandeweg beseft Rusty-James dat z’n oudste broer altijd alleen zal zijn, gevolgd door de niet mis te verstane boodschap van z’n vader, die hoopt dat hij niet zoals z’n oudere broer zal worden. Vanaf de allereerste bladzijde weet Hinton die spanningsboog vakkundig op te bouwen en creëert ze een onderhuidse onrust in een verhaal dat alleen maar dramatisch kan aflopen.

Net zoals in De outsiders bedient de auteur zich van een directe taal, wars van overbodige literaire franjes. Met een enkele zin karakteriseert Hinton een personage of schept ze een setting. Het is een harde, door ‘tuig’ gedomineerde wereld waarin Rusty-James opgroeit, en Hinton heeft haar taalgebruik haast vanzelf aan die omstandigheden aangepast: ‘[V]anavond ga ik Biff Wilcox kapotstampen, en ik vind dat ik daar een paar maten bij moet hebben.’ Een enkele keer gebruikt ze daarbij uitdrukkingen uit de jongerentaal, bv. ‘wouten’, ‘bennes’ (voor drugs), ‘spacen’, ‘maffe meuk’, zonder zich daaraan te buiten te gaan, zoals in menig hedendaagse young adult.

Hinton verwierf voornamelijk naamsbekendheid met De outsiders, een authentieke voorloper van de hedendaagse gecommercialiseerde young adult. Haar debuut wist een miljoenenpubliek te bereiken en maakte net als Rumble fish (1975) een geslaagde overstap naar het witte doek. Het is dan ook moeilijk te begrijpen dat genoemde roman, die al in 1983 werd verfilmd, pas nu voor het eerst naar het Nederlands wordt vertaald. Even onbegrijpelijk is het dat uitgeverij Colibri voor een zakformaat koos, met erg klein lettertype, wat deze uitgave allesbehalve aantrekkelijk maakt. Jammer, want Vechtvis is zowel inhoudelijk als stilistisch een overrompelende leeservaring en een authentieke adolescentenroman, zoals ze vandaag de dag maar zelden meer worden geschreven.

Jürgen Peeters

S.E. Hinton – Vechtvis. Vertaald door Maartje Grooten. Colibri, Amersfoort. 128 blz. € 12.50.