Column: Coen Peppelenbos – De moeder de vrouw
De moeder
Ook ik heb de petitie ondertekend waarin honderden auteurs aan de CPNB vragen of dat Boekenweekthema ‘De moeder de vrouw’ nu wel zo’n goed idee was. Neerlandici zullen meteen het gedicht van Martinus Nijhoff herkennen, anderen zullen eerst een andere associatie hebben. De CPNB was verbijsterd over de negatieve reacties, niet alleen op het oubollig klinkende thema, maar ook op hun keuze om het Boekenweekgeschenk en het Boekenweekessay door een man te laten schrijven. Op hun website schreven ze verbaasd
Onze bedoeling is via de literatuur licht te werpen op het moederschap en het vrouw-zijn. Het thema als ode.
Dat idee gaf ons het beroemde gedicht van Martinus Nijhoff in gedachten ‘De moeder de vrouw’, waarin een vrouw aan het roer staat van het schip dat de dichter over de Waal ziet varen. Hij stelt zich dan voor dat het zijn moeder is die daar vaart. Een sterke vrouw aan het roer, dat was het beeld dat wij centraal wilden stellen, in geen enkel opzicht een of ander traditioneel of conservatief idee over de rol van de vrouw.
Het lijkt wel of ze het gedicht niet goed lezen, want een van de opmerkelijke aspecten van het gedicht is juist dat de vrouw ‘bij’ het roer staat, niet ‘aan’. Het kan zijn dat Nijhoff dat gedaan heeft om in de versregel ‘Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,’ te voorkomen dat er twee keer ‘aan’ zou staan. Dichteres Suze Sanders zond me een pagina uit de historisch-kritische studie van W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn en daarin kun je zien dat het oorspronkelijke ‘aan ’t roer’ vervangen is door ‘bij ’t roer’.
De literatuurwetenschapper A.L. Sötemann heeft in zijn beroemde analyse betoogd dat de rivier waarop het schip vaart symbool staat voor de doodsrivier en dat er in het gedicht contact gemaakt wordt tussen deze en gene zijde van de dood.
Maar de rivier gaat onder dit aspect functioneren als doodssymbool (de scheiding tussen het aardse leven en het hiernamaals), en op die rivier vaart het schip, waarbij de gedachten onwillekeurig gaan in de richting van het Nijhoff zeker vertrouwde: ‘Scheepken onder Jezus’ hoede, / Met de kruisbanier in top, / Neemt als arke der verlossing, / Allen, die in nood zijn, op.’ Ik herinner in dit verband ook nog aan de regels: ‘Golven, steunt gebed en psalmzang’ en ‘Dies rijst een lied tot God omhoog, / Ruist vol een dankakkoord’. Daarmee zou ook verklaard zijn dat de vrouw ‘bij ’t roer’ staat en niet aan ’t roer. Het schip vaart immers onder Jezus’ hoede, Hij is de eigenlijke stuurman.
Toch weer een man die de leiding over het schip heeft.
Na de Tweede Wereldoorlog werden schrijvers door de CPNB uitgenodigd om novelles in te sturen. Een jury koos de beste novelle zonder te weten wie de schrijver was. Het lezerspubliek mocht daarna de naam van de auteur raden. Zou het echt toeval zijn dat in 1948, 1949 en 1950 een vrouw als schrijver van de beste novelle uit de bus kwam? Dat is in de zestig jaar daarna, toen de keuze niet meer anoniem was, nooit weer gebeurd. Trek de conclusie zelf.
Coen Peppelenbos
Deze column verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 23 juni 2018.