Recensie: Marlene van Niekerk – In de stille achterkamer
Verrukking en teloorgang
De relatie Adriaen Coorte en Marlene van Niekerk gaat verder dan de herkenning van de stilte in zijn schilderijen, en de sterfelijkheid, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het gedicht bij een schilderij van drie mispels: ‘Jy weet waarom / jy hulle huis toe bring – / dit skeel hul nie dat jy hul / lydsaanheid begeer, hul soet / vermolmings as dade / van jou eie sterflikheid / herken’ (‘Jij weet waarom / je ze hebt meegenomen – / het deert ze niet dat je hun / lijdzaamheid begeert, hun zoete / bederf als een verrichting / van je eigen sterfelijkheid / herkent’). Zij herkent ook de aandacht voor de natuur, zoals ze van haar vader leerde kijken en luisteren naar dieren. Ze wijst op een tijdgenoot van Coorte in Zeeland, Cornelis Gerritsz Nieuwenkerk, die protesteerde tegen het wanbeleid van de VOC. Hij bleek een voorvader van Marlene. De familie trok naar Zuid-Afrika. Uit Zeeland kwam later ook de dichter Ed Leeflang, die net als Marlene van Niekerk schreef over een bundel asperges van Coorte.
Een vergelijkbare herkenning heeft ze met de Friese schilder Jan Mankes, over wie ze vertelt dat hij wandelt in een bos en aandacht heeft voor ‘de onderzang / van onervaren lijsters’ en die met humor ‘de dood / beschrijft met zijn bescheiden / strepen’.
De zeer fraai uitgegeven bundel In de stille achterkamer laat de schilderijen zien: eerst de reproductie, dan het gedicht en dan de vertaling, die voor ons Nederlanders misschien niet noodzakelijk, maar dan toch handig is, omdat we sommige woorden niet kennen. Je leest eerst het Afrikaans, dan de vertaling en dan weer het Afrikaans, want de muziek klinkt beter in de oorspronkelijke taal. Dan kun je ook genieten van de Afrikaanse woorden.
Het woord ‘hemelsleutel’ is overigens gelijk in beide talen:
Het jy geweet die hemel-
sleutel groei omlaag as jy
hom ophang aan ’n balk
waar die admiraal hom
kan besoek? Miskien is dit
waarom die lospitperskes
op jou skilderye blus en
begin vrot – weens die on-
gewone hoek waaruit ’n
skoenlapper soos Gabriël
oopsplinter op jou doek?
In sommige streken werd een bundeltje van deze vetplanten als sieraad tegen het plafond of een binnenmuur met de wortels naar omhoog gehangen. Als men dan rond de wortels klei aanbracht en die nat hield, bogen er bloemknoppen naar boven en liepen ze uit (naar de hemel). (Wikipedia) De admiraalvlinder, ook atalanta of nummervlinder of schoenmaker genoemd, komt in onze streken voor. Coorte heeft hem gezien in Zeeland. De ‘lospitperskes’ is een perzik. Op het schilderij ‘vliegt’ de vlinder naar een perzik die bovenaan een rotte plek vertoont: ‘blus en / begin vrot’ (‘murwt en gauw / verrot’). De vlinder is als de engel Gabriël (de boodschapper). ‘oopsplinter’ = ‘open-/splijten. De ‘jy’ uit het gedicht is Coorte, maar in de eerste regel lijkt de dichteres ook de lezer aan te spreken.
Uit dit gedicht blijkt hoe de fantasie van de dichteres werkt. Ze ziet het kleine schilderij met de perziken op een houten balk met een kunstig aangebracht takje dat is aangevreten en ze ziet de vlinder aankomen om te snoepen van de vrucht. Door die beweging van boven denkt ze aan de hemelsleutel, zoals die waarschijnlijk vroeger in de boerderij van haar vader aan een balk hing, bezocht door vlinders en ze denkt aan de engel.
Een gedicht over een olieflesje van Jan Mankes:
Elke voorwerp is ’n selfportret,
ook hierdie fles, ’n vyfde vol,
gekurk tot in die nek teen onnodige
verspilling, ’n skouer glas wat die spel
gedoog van lig en van bestiering,
’n siel wat sy besinksel stoïsyns
verdra, en dan nog die bekleding,
innerlik, met ’n opaak beslag
van melk. Alles blyk loodreg betrek
in hierdie kloustrofobe droom – tafelblad,
linne, monochroom in die geronde
raam van ’n kamerskerm
waarop die mimiek, floraal,
dié van ’n skare lyk, langsaam
dansend, onbepaald, in die wei
van verganklikheid.
‘skare’ is ‘schare’
Het schilderij laat een hoge fles zien met een weinig melkachtige olie. Op de achtergrond een gerond kamerscherm met bloemen in Jan-Mankes-kleuren. De eerste regel is meteen raak: hij zegt iets over Jan Mankes, maar ook over Marlene van Niekerk. Zegt ‘teen onnodige / verspilling’ (tegen) ook iets over de zuinige boerendochter? ‘’n skouer glas’ (‘een glazen schouder’) verrast, net als ‘wat die spel / gedoog van lig en van bestiering’ (‘die het spel gedoogt van licht / en voorbeschikking’). De dichteres alludeert op de vroege dood van Jan Mankes.
In veel schilderijen (gedichten) ziet Marlene beelden uit haar jeugd, maar steeds gaat het om de verrukking van de aarde en haar producten en de onvermijdelijke teloorgang.
Remco Ekkers
Marlene van Niekerk – In de stille achterkamer, gedichten bij schilderijen van Adriaen Coorte en Jan Mankes. Querido, Amsterdam-Antwerpen. 124 blz. € 18,99.