Wanhoopsdaad

De dubbele moraal en de daaruit voortvloeiende excessen van de oppervlakkig bezien zo brave, christelijke kringen; we kunnen er maar geen genoeg van krijgen. Boer Willeboord en zijn volgzame echtgenote Leintje, in de als roman gepresenteerde novelle Een dagje in de stad van Ru de Groen, passen ook weer in deze al decennia voortbestaande Nederlandse literaire sfeer.

De Groen laat twee kinderen, Jaap en Anna, een jongen van veertien en zijn zusje van zeven, in Rotterdam aanbellen bij de van het zwaar gelovige Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee verbannen oom Stoffer Picavet. De man had ooit, als een van zijn vele korte affaires, een relatie gehad met de vrouw van de plaatselijke predikant en werd sindsdien weggezet als ‘Lucifer in eigen persoon’. Voor boer Willeboord kwamen de avonturen van zijn zwager niet goed uit, want hij wilde geen ‘zondaren’ in de familie, zeker niet nu hij gemeenteraadslid wilde worden.

Het onverwachte bezoek van de kinderen aan oom Stoffer blijkt het gevolg van een wanhoopsdaad van kleine Jaap, die jarenlang was misbruikt door zijn vader en het niet kon aanzien hoe nu zijn kleine zusje het slachtoffer werd van incest. Het tweetal is op de vlucht geslagen nadat de jongen zijn vader op een mogelijk fatale manier met een schep, op het hoofd had geslagen, toen die zijn zusje misbruikte.

De Groen weet ondanks de toch geringe omvang van zijn novelle de sfeer van die periode doeltreffend neer te zetten, mede door de talrijke bij die tijd aansluitende formuleringen – ‘Er kwam hen een kar achterop met een paard ervoor’ – en dialoogjes die in een schoolboek uit die periode niet zouden hebben misstaan:

‘Geen trap,’ zei Anna. ‘Een huis zonder trap.’ ‘Goed gezien,’ zei Mimi. ‘Een huis zonder trap, maar wel met iets anders.’ ‘Wat dan?’ vroeg Anna. ‘Appeltaart.’ ‘Lekker,’ zei Anna. ‘Appeltaart.’

Het serieuze thema en de even ingehouden als geladen stijl, die al in de titel aanwezig is, voorkomen echter dat de bewust ingebrachte oubolligheid, die de jaren vijftig toch al zo aankleeft, begint te irriteren. Daarnaast maakt De Groen mooi gebruik van het decor van schraalheid van het nog lamgeslagen Rotterdam in de jaren vlak na de oorlog. Ook de voortdurende onzekerheid die alle personages op hun eigen manier plaagt over de gevolgen van Jaap’s daad van vertwijfeling speelt daarbij een voorname rol. Dat geldt eveneens voor Mimi, oom Stoffer’s nieuwe vriendin, die in een bordeel op Katendrecht werkt. De zware storm met springtij, die tijdens de nacht van 30 januari op 1 februari 1953 tijdens de iconische watersnoodramp onder meer Goeree-Overflakkee zwaar trof, krijgt in deze context zelfs bijbelse proporties.

André Keikes

Ru de Groen – Een dagje in de stad. Van Oorschot, Amsterdam. 110 blz. € 18,99.

Lees ook deze recensie over Een dagje in de stad.