Een kimono staat mij goed

Ik ben al vele jaren alcoholist, meer dan een halve eeuw ruw geschat, maar mijn drinkgewoonte is nooit gericht geweest op zelfvernietiging, zoals in het geval van Geoffrey Firmin, de Consul in Malcolm Lowry’s meesterwerk Under the volcano.
    Toch zal ik niet ontkennen dat ik een ‘seriedrinker’ ben.

Behalve de geleidelijke verandering in het metabolisme van ons lichaam en dientengevolge een groeiende afhankelijkheid van drank, komt de reden van mijn regelmatig gebruik van alcohol, in enigerlei vorm – waarvoor ik het woord Koningswater hanteer – voort uit een zuiver romantische benadering van de werkelijkheid. Niet uit gefnuikte liefde, zoals dat geldt voor de Consul, nog verergerd door een diep schuldgevoel, ofschoon ik moet toegeven dat een aantal van mijn verhoudingen met vrouwen wel degelijk gestrand is op mijn alcoholbehoefte. Nee, mijn romantiek is van een andere soort, het echte werk, zou ik willen zeggen: het besef van vervreemding van mijn omgeving, van mijn leefwereld, van de mensen met wie ik moet verkeren.

Als ik tracht droog te staan, wat mij heus nog wel lukt, alhoewel geleidelijk iets stroever met het verstrijken der jaren, dan raakt de wereld onvermijdelijk vlak, flets en geheel oninteressant. Gelukkig begrijpt mijn vriendin Annalisa de werking van mijn geest in dit opzicht, want zij is net zo ingesteld als ik. Ik wil nu niet beweren dat zij kan drinken as if she has a hollow leg, zoals ik eens ergens gelezen heb, maar zij is voorwaar een geweldig drinkmaatje, hetgeen onze omgang zeer ten goede is gekomen, eerder dan dat het een bedreiging vormt, waardoor wij nu al acht jaar bij elkaar zijn.
    Anderzijds is het misschien wel beter dat zij haar eigen appartement in Amsterdam heeft en zelfstandig leeft. Wij hebben een zogeheten LAT relatie. Gemiddeld is zij drie of vier dagen per week bij mij in Haarlem en als ik ‘s ochtends ontwaak is het mijn gewoonte om eerst even naast me te tasten om te voelen of ze bij me is of dat ik alleen ben.

Ik woon op de begane grond in een modern appartementen complex met elektrische deuren, een heleboel knoppen en automatische verlichting in de hal. Heel comfortabel, zeker wel, maar tevens zeer onpersoonlijk, om niet te zeggen anoniem. Ik ken geen van mijn buren, hoewel ik daar ook geen behoefte aan heb. Dit echter is niet geheel waar, zoals uit het volgende verhaal zal blijken.

Vorige week werd ik om ongeveer half vijf ’s morgens wakker met een enorme drang om naar de wc te gaan. Ik tastte tevergeefs naar een lichtknopje en toen ik in het donker uit bed wilde stappen sloeg ik bijna tegen de grond en realiseerde ik me dat ik nog volslagen bezopen was. Ik hervond mijn evenwicht en met twee handen langs de muur bereikte ik de badkamer. Terwijl ik stond te plassen, voortdurend houvast zoekend, probeerde ik me te binnen te brengen wat ik had gedronken en hoeveel. Alleen maar wijn was de geruststellende herinnering, maar ja, eerder drie flessen dan twee. En toen ik uit de badkamer mijn bed weer opzocht moet ik compleet gedesoriënteerd zijn geweest, want plotseling bevond ik me in de hal van het gebouw, terwijl ik me aan de knop van mijn voordeur vasthield. Ik raakte verblind door een fel licht dat ineens aanflitste. Ik sloot mijn ogen, deed een stap zijwaarts en hoorde hoe de deur achter me in het slot viel. Een vlaag van paniek doorstroomde me, toen ik me realiseerde dat ik mezelf had buiten gesloten. Ik was bijna naakt, met alleen een T-shirt aan, dat ik instinctief met twee handen naar beneden trok.

Wat moest ik doen?
    Mijn vriend Maurits had een sleutel van mijn appartement, maar hij woonde in Overveen. Ik kon zelfs mijn fiets niet gebruiken, omdat die op slot stond. Even zag ik mezelf fietsen in mijn blote achterwerk en probeerde te lachen, maar die lach bleef steken in mijn keel.

Een taxi!
    Ik had een taxi nodig om naar Maurits te gaan.
    Als de chauffeur me in deze situatie tenminste wilde vervoeren.
    Maar mijn telefoon lag binnen.
    Ik belde aan bij nummer 4, mijn buren op de begane grond.
    Tweemaal.
    Geen antwoord.
    Ik ging de trap op naar de eerste verdieping.
    Drie appartementen.
    Ik belde aan bij nummer 10.
    Tweemaal.
    Geen antwoord.
    Nummer 12.
    Zelfde resultaat.
    Ik leek volkomen verdwaald in het gebouw waarin ik woonde.
    Ik belde aan bij nummer 8, mijn laatste kans.
    Eenmaal.
    Knock, knock, knock on heaven’s door…
     Het was half vijf in de ochtend.
     Wie zou in hemelsnaam op zo’n tijdstip de deur nog opendoen?
     Maar toen ging de deur open, langzaam en tot op een kier.
     Het was een dame op leeftijd, gekleed in een nachtjapon.
     Ik schatte haar leeftijd op ongeveer zestig, misschien vijfenzestig.
     Ze leek geheel kalm en beheerst.
     Toch zei ik dat ik niets kwaads in de zin had.
     En mocht ik haar telefoon misschien gebruiken?
    Ze vroeg waarom.
    Ik legde haar uit wie ik was en wat er was voorgevallen.
    Waarbij ik mijn T-shirt tot op mijn knieën neerdrukte.
    En zag dat ze een glimlach trachtte te onderdrukken.
    ‘Kom maar even binnen,’ zei ze toen.
    ‘Dat is erg vriendelijk van u,’ antwoordde ik. ‘Maar ik heb alleen een taxi nodig om aan mijn sleutel te komen, dat is alles.’
    ‘Nee, ik heb een beter idee,’ was haar antwoord.
    Ze liep de gang in en kwam terug met een of ander gewaad.
    ‘Trek dit maar aan.’
    Het was een Chinese kimono.

Enkele minuten later zat ik naast haar in haar auto.
     ‘Ik kan ruiken dat je gedronken hebt,’ zei ze.
     ‘En ik vind u een heel bijzondere vrouw,’ antwoordde ik.
     Maurits zei dat die kimono me goed stond.

Toen we weer thuis waren beloofde ik haar dat ik de kimono ’s middags zou terugbrengen.
     Met een bos bloemen.
     ‘Ik ben dol op bloemen,’ zei ze.
     ‘Mag ik u een kus geven?’ vroeg ik. ‘Op uw wang.’
     ‘Nee, dat mag u niet,’ zei ze met een glimlach en sloot de deur.

Terug in mijn appartement overwoog ik nog een glas te nemen op de goede afloop van een netelige situatie, maar besloot dat niet te doen en ging weer naar bed. Min of meer automatisch voelde ik naast me, waarbij mijn hand langs de soepele contouren van Annalisa’s lichaam gleed, zonder dat zij ontwaakte.

L.H. Wiener

Deze tekst is ook als een bibliofiele druk uitgebracht bij de Hof van Jan, met een illustratie van Gijs Kast. € 12,50.