Interview: In 1981 moesten ze Vladimir Vojnovitsj niet
‘Mijn helden zijn geen stoere Sovjet-burgers’
‘Er kan geen goede, literatuur zijn in een land waar voortdurend mensen achter je aanlopen en je op de vingers kijken.’ Aldus kenschetste de dissidente Russische auteur Vladimir Vojnovitsj de stand van literaire zaken in de Sovjet-Unie. Hij doet zichzelf met deze kernachtige uitspraak overigens wel tekort: hij behoort met zijn ook in het Nederlands vertaalde romans De merkwaardige lotgevallen van soldaat Iwan Tsjonkin en De troonpretendent en novellen De briefwisseling en Iwankiade tot de meestgelezen Russen van dit moment — meestgelezen en meestgeprezen.
Dit laatste uiteraard niet in zijn vaderland, dat hem nu een jaar geleden na slepende conflicten de deur wees, althans niet van officiële zijde. Officieel, dit is van staatswege, is aan gene zijde van het tot op heden helaas van roestvrijstaal gebleken Gordijn al de boekenpagina van het plaatselijke dagblad.
Maar officieus, dit is alles wat niet officieel is, geniet Vojnovitsj ook in de Sovjet-Unie een reusachtige populariteit. Zijn werk wordt in het westen in het Russisch gedrukt en langs diplomatieke weg in omloop gebracht. Toen hij vorige week in Amsterdam was, vertelde de schrijver dat zijn boeken hoge prijzen doen op de zwarte markt. Kennelijk kunnen de Russen zich wel amuseren met de satirische kijk van Vojnovitsj op de tot in het absurde verbureaucratiseerde sovjet-samenleving.
Vojnovitsj werd in 1932 geboren in Centraal-Azië. Omstreeks 1960 begon hij te schrijven. De roman Zoals wij leven werd gepubliceerd in het blad Novy Mir. Vojnovitsj: ‘Het was een roman over het platteland waarover zowel de critici als de lezers tevreden waren. Twee jaar later publiceerde ik twee verhalen in Novy Mir en naar aanleiding daarvan werd ik heftig aangevallen.
Dat maakt het weliswaar moeilijker om werk in boekvorm uitgegeven te krijgen, maar aan de andere kant ben je verzekerd van succes bij de lezers die alles in het werk zullen stellen om het aangevallen werk in bezit te krijgen. De kritiek richtte zich er vooral op, dat mijn helden geen stoere sovjet-burgers zijn. Je helden moeten altijd recht-door-zee zijn, optimistisch, vol van de communistische idealen, etc. Ook over Tsjonkin kreeg ik dergelijke verwijten: waarom loopt jouw held altijd met gebogen hoofd?’
In de Sovjet-Unle krijgt een schrijver te maken met drie soorten censuur: de officiële, die van redacteuren bij uitgevers, en, tenslotte, ‘omdat hij onderhand wel weet wat wel en niet wordt toegestaan, de zelfcensuur.’
In de boeken die in het Nederlands zijn vertaald, heeft Vojnovitsj geen concessies gedaan,’ zei hij in Amsterdam, maar hij werd dan ook in 1974 uit de Russische Schrijversbond gestoten (wegens hardnekkige steun aan Solzjenitsyn). Dit betekent meestal het einde van een schrijverscarrière: het wordt onmogelijk om te publiceren en dus om van het schrijven te bestaan.
Vojnovitsj publiceerde echter al in het westen en leefde van wat dat opleverde. De revenuen werden vaak via ambassades uitgekeerd. Als de politie aan Vojnovitsj vroeg waar hij van leefde — hij had immers geen officiële bron van inkomsten — dan antwoordde hij naar waarheid. Een keer zei iemand van de politie: ‘Of is dat soms geheim?’ ‘Ja, dat is geheim,’ antwoordde de auteur toen, waarmee de zaak was afgedaan.
Toch heeft hij het de laatste jaren in de Sovjet-Unie niet bepaald naar zijn zin gehad. Na zijn uitwijzing vestigde hij zich in München, waar ook zijn dissidente collega Aleksandr Zinovjev woont. Volgend jaar gaat hij een seizoen naar de Universiteit van Princeton in de VS, waarvoor de Ford Foundation hem een beurs verleende.’
Overigens is de Rus niet geheel pessimistisch over de toekomst, hoewel hij voorlopig weinig ziet veranderen. Hij hoopt ooit nog te kunnen terugkeren naar Moskou, waar familie en vrienden wonen met wie hij geregeld schriftelijk en telefonisch contact onderhoudt. Bang dat hij, uit zijn ‘natuurlijk milieu’, getild, opdroogt, is hij niet. Hij werkt momenteel hard aan een nieuwe roman.
Hij weet zich nu in elk geval bevrijd van bemoeials die hem aan een vragenvuur onderwerpen, zoals hem in 1970 overkwam na de publicatie van het eerste deel van Tsjonkin. ‘Hoelang heeft u gediend?’ ‘Heeft u de zaken die u in uw roman beschrijft werkelijk gezien?’ En na het antwoord: ‘En nog wel ergere dingen ook’, barst de ondervrager uit: ‘Dit is een schaamteloze leugen!’
Etcetera.
Dit interview stond in Het Vrije Volk van 11 december 1981. De naam van de geïnterviewde werd toen gespeld als Wladimir Wojnowitsj. De schrijver kreeg in 1990 het staatsburgerschap terug van Michael Gorbatsjov. Hij overleed op 27 juli 2018 in Moskou.
Foto: In 2001 ontmoette Vojnovitsj president Putin in het Kremlin. (Officiële Kremlin-foto.)