Recensie: Daniel Kehlmann – Tijl
De nar en de narigheid
Anderhalf jaar terug interviewde ik de Duitse successchrijver Daniel Kehlmann. We spraken over het feit dat hij zich, in tegenstelling tot veel andere landgenoten, nog niet had gewaagd aan een verhaal over de roemruchte historie van zijn natie (zijn roman Het meten van de wereld uit 2006 uitgezonderd; al handelt dit over twee beroemde Duitse wetenschappers eind achttiende eeuw in plaats van over een van de vele oorlogen). De auteur vertelde dat hij weliswaar een bovengemiddelde interesse koestert voor de (nationale) geschiedenis, maar dat hij tot dusver geen geschikt aanknopingspunt had gevonden om een originele en relevante bijdrage te leveren.
Afgelopen najaar verscheen van Kehlmanns hand een nieuwe roman: Tijl. Het is een verhaal dat weliswaar een Duitse oorlog als decor heeft, maar niet bepaald eentje waarover heden ten dage nog veel geschreven wordt. De auteur voert ons mee naar de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), die samenvalt met het einde van de voor onze vermaarde Tachtigjarige Oorlog. Het grootschalige conflict, waarin elke Europese partij wel een rol speelde, wordt niet zozeer door de ogen van de strijdende machten verteld; het gewone volk staat in de schijnwerpers, met voorop de mythische titelheld.
Tijl Uilenspiegel is sinds jaar en dag een van de meest tot de verbeelding sprekende figuren uit de Nederlands-Duitse folklore. Hij is een deugniet, een nar, een plaaggeest die vogelvrij is en rondtrekt door de lage landen om eenieder die erom vraagt te treiteren met zijn streken. Sommige verhalen situeren hem in de veertiende eeuw, andere pas in de zeventiende eeuw. Een periode kortom waarin er in onze windstreken nogal wat (religieuze) oorlogen en ander onheil plaatsvond. Te midden van deze narigheid is Tijl daar om de bevolking aan het lachen te maken, hoewel niemand veilig is voor de grappen en grollen die hij uithaalt…
Dit alles ter introductie van een roman waarin de hele geschiedenis er eigenlijk niet zo veel toe doet. Kehlmann vertelt met Tijl vooral een verhaal dat bij vlagen leest als een spannend jongensboek of avonturenroman, waarbij de mens in al zijn zwaktes centraal staat. Het gaat over opgroeien en jezelf handhaven in een magische, verschroeide wereld waar niets zeker is, gebruikmaken van je talenten om het hoofd te bieden aan het strijdgeweld. De antihelden van de geschiedenis, waar Kehlmann liefdevol zijn pijlen op richt, geven kleur aan decennia vol hel en verdoemenis, onder aanvoering van een cynische, ongrijpbare, provocerende nar.
De plot van Tijl laat zich lastig samenvatten, vooral omdat Kehlmann heel wat sprongen in de tijd maakt tussen het achttal hoofdstukken. De rode draad is de titelfiguur, die we volgen op zijn turbulente levensweg. We zien hem als onschuldig kind, wanneer zijn vader ter dood wordt gebracht op verdenking van duivelskunsten, en later zwervend door het land met zijn ‘zuster’ Nele, onderwijl hun kunsten vertonend voor brood en onderdak. Het lijkt Tijl even voor de wind te gaan wanneer zijn reputatie als grappenmaker hem vooruitsnelt, en hij zich aansluit bij het hof van Frederik van Bohemen: de ongelukkige Winterkoning. Aangezien dit uiteindelijk de verkeerde kant van de geschiedenis blijkt, wordt hij opnieuw veroordeeld tot een zwervend bestaan, waarna hij nog op een aantal cruciale historische momenten opduikt. Iedereen die in Tijls bijzijn verkeert, is onder de indruk en enigszins bevreesd voor hem; wat zijn toch de motieven en politieke standpunten van deze onnavolgbare entertainer?
De kracht van de roman zit ‘em daarin, maar ook in de vertelkunst van Kehlmann. De manier waarop hij de plot langzaam maar onderhoudend uitrolt, ons steeds weer een nieuwe kant van Tijl laat zien, de vragen en mysteries die hij opwerpt en zelden beantwoordt. Hoewel hij put uit vele historische volksverhalen, klinkt alles wat hij vertelt even verfrissend als urgent.
Met een beetje fantasie zien we in Tijl een symbool voor de moderne rebel; iemand die zich niets laat wijsmaken en strijdt voor vrijheid en tegen onderdrukking. Daarentegen is hij geen klassieke held met een socialistisch hart; ook het volk moet aan zijn overweldigende streken geloven. Het mooiste voorbeeld daarvan zit direct in het eerste hoofdstuk; misschien wel de beste twintig bladzijden die Kehlmann ooit schreef overigens, zeker ook in stilistisch opzicht. Lees mee hoe hij een eigen mythe rondom Tijl creëert:
Toen verscheen Tijl voor het open raam van de kerktoren. Hij zwaaide, sprong op de vensterbank en stapte op het koord. Hij deed alsof het niets voorstelde. Hij deed alsof het een doodnormale stap was. Niemand van ons zei iets, niemand riep, niemand bewoog, we hielden onze adem in.
(…)
En opeens begrepen we, wij allemaal zoals we naar hem stonden te kijken, wat lichtheid was. We begrepen hoe het leven kon zijn voor iemand die echt doet wat hij wil en nergens in gelooft en niemand gehoorzaamt; we begrepen hoe het zou zijn om zelf zo’n mens te zijn en we begrepen dat we nooit zo zouden worden.
Nadat hij het publiek om zijn vinger heeft gewonden, sommeert Tijl hen om hun schoenen uit te doen en deze in de lucht te gooien. Ze gehoorzamen en er breekt chaos uit tussen de dorpsbewoners, tot groot genoegen van de nar.
Martha had het gevoel dat ze alleen maar beter hoefde te kijken om te begrijpen waarom hij zo vrolijk was – maar op dat moment rende er een man op haar af die haar niet zag, en zijn laars raakte haar borst en haar hoofd sloeg tegen de grond, en toen ze ademhaalde, was het alsof ze door naalden werd gestoken. Ze rolde op haar rug. Het koord en de hemel waren leeg. Tijl Uilenspiegel was weg.
Tijl vertrekt met zijn gevolg en laat het dorp verscheurd achter, waarna het even later door de oorlog wordt verwoest. De rechtschapen moraal is hier ver te zoeken, en toch doet de grappenmaker weinig verkeerd. Hij minacht het slaafse volk alsof hij een autoritair heerser is, hoewel hij die types evengoed te kakken zet. Daarmee is Tijl in al zijn facetten een even verwarrend als vermakelijk epos, een verhaal vol wonderlijke wendingen, met een vrolijk en tragikomisch hoofdpersonage waarop je geen grip krijgt: het roept een heerlijk ongenoegen op bij de lezer die alles wil weten.
Willem Goedhart
Daniel Kehlmann – Tijl. Vertaald door Josephine Rijnaarts. Em. Querido’s Uitgeverij, Amsterdam. 352 blz. € 19,99.