Recensie: John Steinbeck – Muizen & mensen
Een mantra van boerenbedrog
De mens kan een hele tijd leven op (toekomst)dromen, maar op een bepaald moment is het op, werkt het beeld niet meer, slaat de werkelijkheid in alle onverbiddelijkheid toe. Op den duur blijkt de hoop een placebo. De klassieker Of Mice and Men van de Amerikaanse schrijver en latere Nobelprijswinnaar John Steinbeck (1902 – 1968) maakt dat maar weer eens duidelijk, in alle schijnbare eenvoud. Deze roman was een instant hit bij verschijning in 1937. Dat valt te verklaren uit het zeker voor die tijd originele idioom dat Steinbeck hanteert, de taal van de zwervende landarbeiders, die overigens niet verschilt van die van hun opdrachtgevers, de ranchers en hun familieleden. Het boek was oorspronkelijk bedoeld als toneelstuk en heeft dus een directe aanpak wat beeld en dialoog betreft.
Het idioom, rauw, direct, puur menselijk, volkseigen, is door topvertaler Peter Bergsma omgezet in een mooi consequent volgehouden soort straattaal die door de verwisseling van kennen, kunnen en kannen iets weg heeft van Amsterdams. De enige vraag die rijst is waarom het ‘Van’ in de titel is weggelaten, en de roman alhier gepresenteerd wordt als Muizen & mensen. Dat extra woordje heeft op een bepaalde manier een toegevoegde waarde, verpersoonlijkt ergens de subtiliteit van de tekst, het verhalende ervan. Het is immers geen boeken over muizen en mensen, maar over de consequenties van vriendschap tot het uiterste, tegen de keer in, en het onafwendbare van het noodlot. Maar goed, slechts een detail. Het beïnvloedt de leeservaring natuurlijk niet, de schrijnende ontroering.
De roman opent met een Natüreingang. Het is heet, droog. ‘Op de zandoever onder de bomen ligt een dikke laag bladeren die zo broos zijn dat een hagedis ze alle kanten op laat vliegen als hij erdoorheen rent.’ Een plek die levenloos lijkt totdat de twee hoofdpersonen George en Lennie opduiken. Lennie, een man mountain met niet al te veel hersens, en George, zijn gedrongen kompaan, de leider, het ‘brein’ van de gezamenlijke onderneming. Twee mannen, met elk een dekenrol en als voorraad nog slechts een paar conserven met bonen. Ze trekken samen van plek naar plek om als losse arbeidskrachten een paar centen te kunnen verdienen. Ongebruikelijk in een land en tijdperk waarin het als eenling al lastig overleven is. George heeft de tante van Lennie ooit beloofd dat hij voor de mentaal zwakkere zal zorgen.
En hij houdt zich daaraan, ondanks dat het bijna altijd betekent dat ze weer op de vlucht moeten, omdat dommekracht weer ‘iets te veel heeft geaaid’. Hoe eenvoudig zou het leven van George kunnen zijn. Maandelijks de pakweg vijftig dollar beuren, naar de stad gaan om je in een bordeel vol te laten lopen. Maar hij kan zijn reusachtige vriend niet in de steek laten. Op zich heeft Lennie weinig nodig. Als hij maar een beetje kan aaien, een muisje, een puppy of soms een mooi jurkje, daar wordt hij rustig van. En daarnaast ook van het verhaal over een eigen stukje grond, de mogelijkheid om ooit ‘van de vette aarde te leven.’
Ze komen een paar dagen te laat op de ranch waar ze zijn ingehuurd. Curley, de zoon van de baas, is een gefrustreerde klerelijer, die met iedereen ruzie zoekt. Een verkeerde blik is al genoeg. Schaapachtig lachen van Lennie bijvoorbeeld. Terwijl Lennie natuurlijk werk verzet voor drie. Niemand kan hem als gerstbalensjouwer bijhouden. Zelf kan hij niets bedenken, maar in orders opvolgen is hij een kei. Het is roerend hoe George Lennie probeert te behoeden voor elk mogelijk ongeluk. De tanige paardenmenner Slim, de barakkenschoonmaker met maar één hand, de zwarte stalknecht Crooks, uitgesloten van het hoefijzerwerpen, van elk spel, maar wel met een eigen hok, vlakbij de mesthoop. Steinbeck schetst een verre van florissant tijdsbeeld, zodanig laconiek dat je het meteen aanneemt. Het heeft geen zin om eromheen te draaien. Zo is het, daar heb je mee te schaften.
De fout die Crooks maakt door zijn eigen eenzame situatie – uit Californië, niet uit het Zuiden, een belezen mens – op een wrede manier op Lennie te projecteren wordt hem bijna fataal. George is even weg voor een boodschapje. ‘Stel dat George niet meer terugkomt. Stel dat-ie ‘m gesmeerd is en gewoon niet meer terugkomt. Wat doe je dan?’ Tegelijk schetst hij het beeld van Lennie in het gekkenhuis, met een halsband om, net als een hond. Lennie komt natuurlijk woorden en gedachten te kort. Kortsluitingsgevaar. Gelukkig onderkent Crooks zijn fout en stelt Lennie gerust.
‘An boeken heb je niks. ’n Mens heb iemand nodig – iemand in z’n buurt. […] Ik wou je niet bang maken. Hij komt wel terug. Ik had ’t over mezelf. Je zit hier ’s avonds in je dooie eentje, leest misschien ’n boek of slaat an ’t denken of dat soort dingen.’
Maar delen kan Crooks niets. George heeft Lennie op het hart gedrukt om met niemand over het plan van een eigen lapje grond met een huisje te vertellen. Maar als argument van een betere toekomst, als ‘overblufmiddel’ floept het er natuurlijk weleens uit. Crooks en de schoonmaker zouden ook best in zo’n vrije gemeenschap willen wonen en werken. En zich vooral een keer vrij, eigen baas voelen.
Het onheil is ingeslepen in de tekst, is onafwendbaar. Natuurlijk komt er een keer een confrontatie met Curley. Lennie laat zich slaan, maar knijpt uiteindelijk toch een van de handen van Curley tot moes. Dat kan nog worden afgedaan als een bedrijfsongeval, iets met een machine. Curley wil ten slotte ook geen gezichtsverlies leiden. Maar de flirtende vrouw van Curley is van een ander kaliber. Lennie is onschuldig, kan situaties nu eenmaal niet inschatten.
Zachtjes zei George: ‘Ik denk dat ik ’t van ’t begin af an wel wist. Ik denk dat ik wel wist dat ’t ons nooit zou lukken. Hij hoorde d’r zo graag over dat ik begon te denken dat ’t ons misschien wél zou lukken.’ Een verhaal als een mantra van boerenbedrog. Tot het einde blijft George Lennie in bescherming nemen. Al moet hij daarvoor een ultieme daad stellen. Het aangrijpende, huiveringwekkende einde tilt deze klassieker naar een nog hoger plan.
Guus Bauer
John Steinbeck – Muizen & mensen. Vertaald door Peter Bergsma. Van Oorschot, Amsterdam. 120 blz. € 19,99.