Recensie: Rui Cóias – Laat de stilte
De stilte en de storm
Vertaler Harrie Lemmens introduceerde al meerdere Portugeestalige auteurs in het Nederlands. Nu is het de beurt aan Rui Cóias (°1966, Lissabon), die met Laat de stilte grensgebieden en – de titel zegt het al – stilte opzoekt en verzet pleegt tegen spektakel en oppervlakkigheid. Dat is op zich natuurlijk al een interessante paradox, want met zijn poëzie doorbreekt hij net de stilte die hij opzoekt. Misschien zou Cóias er als dichter nog het liefst het zwijgen toe doen, maar dat kan niet, want in zwijgzaamheid ontstaan geen gedichten.
Wat hij wel doet, is voor zover zijn baan als juridisch adviseur in Portugal dat toelaat regelmatig ontsnappen, ‘het normale aan de kant schuiven en reizen, grenzen opzoeken’, zoals het in het voorwoord klinkt. Dat brengt hem in contact met voorbeelden als Wallace Stevens, Yeats, T.S. Eliot, Kavafis of Paul Celan, en leidt hem naar eilanden en perifere streken, gebieden als het Spaanse Galicië of de geïsoleerde Azoren. Cóias mijdt zo het centrum en zoekt de rand op om van daar de wereld te beschouwen. Zijn gedichten zijn ‘traag in hun vorm en verlangen traagheid bij het lezen’, aldus Lemmens. Het landschap is niet bijkomstig, de dichter ‘beleeft’ het, voelt het door zijn lichaam, zoals in deze regels:
(…) Waarschijnlijk
kost het mij meer moeite, meer dan de wrange bessen
van de onder de lava bedolven naaldbomen
in de dageraad, die zich op de kade in onze handen haakt. Daarom
zit ik als de gewone man
in de stille zaadjes van het leven, de zekere en
waarachtige rust die ons omringt in de mist.
Je zou hier nog aan kunnen toevoegen dat de toon melancholisch is. Of bezondig je je dan aan vooringenomenheid? Ben je als lezer geneigd om een bundel als deze te lezen op een manier die clichés over de Portugese volksaard bevestigt, zoals ook de verwijzingen naar de zeevaart je niet ontgaan? Dat zou best kunnen, al lijkt het verdedigbaar om te zeggen dat de saudade doorklinkt in fragmenten als het volgende, zeker als je het wat slepende ritme van de Portugese tekst ernaast legt:
Exact zoals de scherpe geur van de regen in de zomer doet
groeien wij van ziel naar ziel die voorbijgaat en zorgt voor
de lijn van het leven die we hebben gedoogd,
en aan het eind, wat dit uur kan zijn waarop je mij roept, in de
barre kou van een naderend nieuw jaar, een ander uur op de heuveltop,
kunnen wij wat we gezien hebben alleen horen in onze herinnering.
Over tweetalige uitgaven van dichtbundels zijn de meningen een beetje verdeeld: de ene is voorstander, de andere vindt dat de oorspronkelijke tekst de aandacht afleidt van de vertaling, die op zichzelf moet kunnen staan. Het is een beetje zoals wanneer je een Nederlandstalige film bekijkt met ondertitels in een vreemde taal; uiteindelijk ga je die toch lezen, of je nu wilt of niet.
Toch heeft zo’n tweetalige uitgave ook voordelen voor wie de brontaal van de tekst beheerst. De discussie over onvertaalbaarheid flakkert regelmatig op in gespecialiseerde middens. Uitgerekend bij poëzie, waar de muziek van de taal zo’n dominante rol speelt, kan je je met recht en reden afvragen of vertalen wel mogelijk is. In het geval van deze bundel merk je bijvoorbeeld dat de klank en het ritme van het Portugees wezenlijk anders zijn dan die van het Nederlands.
Desalniettemin produceerde vertaler Harrie Lemmens een Nederlandse tekst die op eigen benen kan staan, al moet hij daarbij een onvermijdelijk verlies soms elders compenseren. Ga maar eens op zoek naar een equivalent Nederlands bijna-anagram om het Portugese woordenpaar in de volgende regel volledig adequaat weer te geven: ‘abrindo as portas que nos esperam, e separam’. Dat bestaat niet, dus noodgedwongen wordt het Nederlands dan maar ‘en open de deuren die ons wachten en scheiden’. Een tweetalige uitgave is in die zin ook behoorlijk confronterend voor een vertaler: die kan vertaalproblemen onmogelijk discreet onder de mat vegen en moet al zijn kaarten op tafel leggen. Soms zit het natuurlijk mee en is een vergelijkbare klankassociatie mogelijk in het Nederlands. In dit voorbeeld lukt dat goed, weliswaar met een ander woordenpaar: ‘e tendo ouvido o vento da nossa tremura’ wordt ‘en als we de wind van ons trillen gehoord hebben’.
Wanneer Lemmens Cóias in zijn voorwoord vraagt met welke dichters hij zich verwant voelt, noemt de dichter aanvankelijk niet Pessoa, nochtans een dichter om wie geen enkele Portugees heen kan. Je kunt je afvragen of die overweldigende invloed, die immense schaduw van een van de grootste dichters aller tijden geen last is. Toch schemert hij af en toe door bij Cóias, meer bepaald wanneer hij teruggrijpt naar een lichtend beeld dat een diep inzicht glashelder weergeeft:
en in de loomheid die de dag meebracht onder de olmen,
zei je tegen mij dat daarom alles wat komt uit het geheugen komt,
en dat in dat geheugen, als de rivier die zijn zijrivieren niet kent,
onze richting verandert met de schaduwen op de uiterwaarden.
Er valt in deze bundel dus heel wat te ontdekken, zolang u maar niet op zoek gaat naar simpele verklaringen, want dan zal het u vergaan als ‘de man die op de verkeerde deur klopte terwijl hij helemaal geen deur zocht maar alleen zichzelf’.
Daan Pieters
Rui Cóias – Laat de stilte. Vertaald uit het Portugees en van een voorwoord voorzien door Harrie Lemmens. Vleugels, Bleiswijk. 112 blz. € 21,95.