Recensie: Renato Cisneros – De afstand die ons scheidt
Een despoot als vader
‘Dit is een roman, een fictieve autobiografie.’ Zo valt de Peruaan Renato Cisneros (1976) met de deur in huis in De afstand die ons scheidt. Een opvallende en op het eerste gezicht tegenstrijdige uitspraak, want ook al beweert de schrijver dus dat de beschreven feiten tot op zekere hoogte fictief zijn, toch valt er niet naast te kijken dat hij wel degelijk écht de zoon is van de man over wie het allemaal gaat, generaal Luis Cisneros Vizquerra (1926-1995), bijgenaamd El Gaucho, een van de spilfiguren van de militaire dictatuur die Peru van eind jaren zeventig tot begin jaren tachtig in haar greep hield. De grens tussen fictie en non-fictie blijkt eens te meer geen ondoordringbare muur te zijn. Cisneros is zich daarvan bewust en dekt zich stevig in. Dit boek is in zijn woorden ‘een roman die zich bewust is dat de werkelijkheid eenmalig is en dat elke weergave daarvan gedoemd is tot vertekening en verdraaiing, tot schijngestalten.’
Aanleiding voor dit boek was de depressie van de ik-figuur in dit boek, het alter ego van Renato Cisneros, die na een relatiebreuk in 2006 op de bank ging liggen bij een psychiater. Die voelde al snel aan dat er iets niet in de haak was met de relatie van de ik-figuur tot zijn vader. Als gevolg van de gesprekken gaat hij op zoek naar zijn verleden, want er moet een en ander worden opgeklaard, niet het minst de familiegeschiedenis. Generaal Cisneros verwekte namelijk bij meerdere vrouwen een respectabel aantal kinderen, zelfs al verklaarde hij in het openbaar dat hij tegen ‘voorhuwelijkse betrekkingen’ was. Renato was een telg uit het tweede huwelijk van de militair. Tenminste, dat dacht hij: na lange gesprekken met zijn (half-) broers en -zussen en zoektochten in militaire en andere archieven, ontdekte hij dat zijn ouders nooit officieel konden trouwen omdat de eerste echtgenote van de generaal zich altijd hardnekkig tegen een scheiding bleef verzetten. Naar conservatieve Peruaanse normen was Renato dus een bastaard, en de kinderen uit het eerste huwelijk van zijn autoritaire macho-vader laten niet na om hem dat in te peperen. Die ontdekking geeft aanleiding tot veel wijdlopig gepsychologiseer en freudiaanse analyse. Helaas is zulke verwerkingsliteratuur misschien wel louterend voor de auteur, maar vaak onvoldoende universeel om de lezer echt bij de zaak te betrekken.
Interessanter wordt het wanneer de schrijver begint te focussen op de rol van zijn vader in de militaire dictatuur. Het pleit alleszins in zijn voordeel dat hij dat verleden met open vizier en onverbloemd probeert te doorgronden. Vaak wordt die confrontatie met de recente geschiedenis in Peru en andere Zuid-Amerikaanse landen immers uit de weg gegaan. Denk maar aan het minimaliseren van de rol die de vader van de u wellicht niet onbekende Máxima Zorreguieta in de Argentijnse dictatuur speelde als minister van Landbouw: naar eigen zeggen was Jorge Zorreguieta niet eens op de hoogte van de flagrante schendingen van de mensenrechten die in die tijd plaatsvonden. Een en ander was het gevolg van operatie Condor: de Zuid-Amerikaanse militaire dictaturen spraken destijds in het geheim met elkaar af om communisten en andere dissidenten met alle mogelijke wettige of onwettige middelen onschadelijk te maken. Dat gebeurde met de steun van de Amerikanen, die er als de dood voor waren dat na Cuba nog meer landen in hun ‘achtertuin’ een communistisch bestuur zouden krijgen. Het gevolg was dat duizenden mensen werden vermoord, in illegale gevangenissen opgesloten, beestachtig gefolterd enzovoort.
Generaal Cisneros deed echter hoegenaamd niet geheimzinnig over het grove geweld van die loden jaren, want nood breekt wet. In zijn kantoor hingen foto’s van zijn grote idolen, onder wie massamoordenaars Jorge Videla en Augusto Pinochet. Wat hem betrof, kon het straatoproer in zijn eigen land niet hard genoeg worden aangepakt:
Daar wachten we elke avond op de komst van mijn vader, die geüniformeerde meneer die op tv verschijnt en elke ochtend, na zijn afscheidskus en zodra hij het huis verlaat, verandert in een volksbeul.
Een intrigerende scène in dit boek gaat over een fotoalbum dat de auteur tussen de oude spullen van zijn vader vindt, een geschenk dat hij tijdens een staatsbezoek in 1979 aan Buenos Aires ontving. Wanneer de auteur de foto’s waarop zijn vader met een aantal Argentijnse militairen poseert aan een gespecialiseerde boekhandelaar in Mar del Plata voorlegt, herkent die meteen de ergste schoften die destijds in het land rondliepen: ‘Zal ik je een goeie raad geven? Hou die rotzooi bij je. Laat het aan niemand zien. Ik meen het.’
Voor generaal Cisneros waren de zaken duidelijk: waar gehakt wordt, vallen spaanders. Dat gold ook voor zijn standpunt over de maoïstische terroristen van Sendero Luminoso (het Lichtend Pad), die na het herstel van de burgerdemocratie niet meer zo hard konden worden aangepakt als hij wilde:
Ik begrijp werkelijk niet hoe men kan denken dat in een oorlogszone de rechtsstaat gehandhaafd kan worden. We geven de strijdkrachten opdracht om Sendero Luminoso uit te schakelen, maar als ze dan de trekker willen overhalen, komt eerst de officier van justitie kijken of we de man van voren of opzij moeten doden, en komt er een advocaat, een journalist, een fotograaf en een priester bij kijken.
Aan dictatorromans is er geen gebrek in Zuid-Amerika. Dit boek is verre van oninteressant, maar haalt het toch niet bij de grote voorbeelden uit dat genre. Dat komt uitgerekend door de afstand die de auteur letterlijk van zijn vader scheidt en hem ervan weerhoudt om zijn onderwerp even dicht te benaderen als bijvoorbeeld zijn landgenoot Mario Vargas Llosa in diens magistrale Het feest van de bok, een roman waarin de terechte Nobelprijswinnaar in de huid kroop van dictator Trujillo en erin slaagde om het kwaad van binnenuit te beschrijven. Maar slechts weinig boeken halen het niveau van het huzarenstuk waarmee Vargas Llosa doordrong tot voorbij de eeuwige zonnebril die zulke types steevast onder hun kepie droegen. Zou fictie in sommige gevallen dan toch beter geschikt zijn om tot de kern van ‘de waarheid’ te komen dan non-fictie? ‘Waar gebeurd is geen excuus,’ zei Reve al, en omgekeerd hoeft fictie authenticiteit niet in de weg te staan.
Daan Pieters
Renato Cisneros – De afstand die ons scheidt. Uit het Spaans vertaald door Jos den Bekker. De Geus, Amsterdam. 430 blz. € 22,50.