Recensie: Sarah Bakewell – De existentialisten. Filosoferen over vrijheid, zijn en cocktails
Levende filosofen
Zelden zijn filosofie en literatuur zo dicht bij elkaar gekomen als in de tijd van de existentiefilosofie. Natuurlijk, filosofen hebben gedurende vele eeuwen onmiskenbaar invloed gehad op het denken in het algemeen – en daarmee op de kunst en literatuur: interessante en nieuwe denkvormen hebben vaak hun weg gevonden naar de kunst en hebben de ideeën over wat kunst is, doet of moet doen beïnvloed. Het is echter pas met denkers als Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir en Albert Camus dat de filosoof zelf literair schrijver wordt: elk van hen schreef filosofisch werk dat er nog altijd toe doet, maar ook romans en verhalen die net zo zeer worden bewonderd.
Dat de existentiefilosofie zijn weg zo goed wist te vinden in de literatuur, is gezien de invalshoek van dit denken niet heel vreemd. Meer dan de meeste dominante filosofieën in de voorgaande eeuwen, wilde de existentiefilosofie denken over het daadwerkelijke, concrete bestaan van de mens; eerder dan om de kenbaarheid van de werkelijkheid, het bestaan van een god en een ziel, of abstracte begrippen van goed en kwaad, ging het in dit denken in eerste instantie om het dagelijkse leven van de mens, zonder deze andere eeuwenoude filosofische vragen te negeren. Deze belangstelling voor het leven zelf krijgt een van zijn sterkste verwoordingen in de beroemde openingszinnen van De mythe van Sisyfus (Le mythe de Sisyphe), het bekendste filosofische werk van Nobelprijswinnaar Albert Camus:
De filosofie kent maar een werkelijk serieus probleem: de zelfmoord. Het oordeel of het leven al dan niet waard is geleefd te worden, houdt het antwoord in op de belangrijkste vraag die de filosofie zich stelt. Al het andere, of de wereld drie dimensies heeft, de geest negen of twaalf categorieën, komt pas daarna (vertaling Anton van der Niet, modernisering van de spelling van mij – RN).
Als een van de kunstvormen die zich het beste leent om het concrete menselijke bestaan te onderzoeken, is de literatuur een uiterst geschikt werkterrein voor filosofen die zich met deze vraag bezighouden.
De verwevenheid tussen leven en filosofie vormt voor Sarah Bakewell het uitgangspunt in haar boek over de existentiefilosofie. Zoals ze zelf stelt in het eerste hoofdstuk van De existentialisten. Filosoferen over vrijheid, zijn en cocktails is haar insteek om ‘het verhaal van het existentialisme en de fenomenologie te vertellen in een vorm die filosofie en biografie combineert.’ Hiermee wil ze de denkers met hun ideeën, hun onderlinge discussies, overeenkomsten en geschilpunten op een levendige en sprekende manier presenteren:
Al deze filosofen participeren naar mijn gevoel […] in een meertalige en veelzijdige dialoog die zich uitstrekt van het ene einde van de vorige eeuw naar het andere. Velen van hen hebben elkaar nooit ontmoet. Maar ik stel me hen graag voor in een drukbezocht café van de geest, ergens in Parijs, een café vol leven en beweging, vol kwetterende stemmen en gedachten – ja, een echt bewoond café.
Binnen deze opzet om het existentialistische café (de oorspronkelijke titel van het boek is At the existentialist café) te tonen volgt Bakewell een overzichtelijke chronologische volgorde. Achttiende-eeuwse voorlopers van het existentialistische denken zoals Søren Kierkegaard en Friedrich Nietzsche slaat ze daarbij over, buiten een korte bespreking om. Wel behandelt ze leven en werk van Edmund Husserl. Husserl zelf was geen existentialistische denker, maar het is de door hem bedachte fenomenologie die van beslissende invloed is geweest op het existentialisme. Bakewell slaagt er knap in de tamelijk complexe grondbeginselen van de fenomenologische methode begrijpelijk uiteen te zetten, maar voert de simplificatie daarbij iets te ver door: de fenomenologie wordt bij haar niets meer dan een methode om onze alledaagse ervaring te beschrijven, terwijl het voor Husserl een methode was om de bewustzijnsstructuren die deze ervaring constitueren te onderzoeken, iets wat volgens hem een nieuwe grondslag voor de wetenschap moest zijn.
Het is een voorbeeld van een voor dit type boek constante evenwichtsoefening: enerzijds moet en wil de auteur recht doen aan de vaak complexe en lastig te begrijpen ideeën van de behandelde denkers, en anderzijds moet dit alles begrijpelijk zijn voor een breed geïnteresseerd publiek. Gelukkig is Bakewell hier goed toe in staat, en bovenstaande voorbeeld waar dit evenwicht ietwat verloren gaat is gelukkig een uitzondering. Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Albert Camus, Maurice Merleau-Ponty en zelfs de als ondoorgrondelijk bekendstaande Martin Heidegger: alle grote namen die niet mogen ontbreken in een werk over het existentialisme – naast een groot aantal minder voor de hand liggende filosofen, schrijvers en kunstenaars – worden op het punt van hun belangrijkste ideeën toegankelijk gepresenteerd. Daarbij is Bakewell niet bang om te reflecteren op die ideeën, kritiek daarop te hebben en bepaalde pijnpunten te benoemen, zoals Heideggers lidmaatschap van de NSDAP of Sartres steun aan de Sovjet-Unie.
Zoals de aangekondigde combinatie van filosofie en biografie al belooft, is het niet alleen het existentialistische denken dat wordt behandeld. Bakewell beschrijft ook de levens, karakters en onderlinge relaties van deze filosofen, waaronder vele ruzies en liefdes. Het geeft inderdaad leven aan het boek, en maakt het uiterst leesbaar. Ook de wijze waarop Bakewell de denkers contextualiseert in hun tijd is van meerwaarde: door te lezen over het ontstaan en de ontwikkeling van het existentialisme tegen de achtergrond van beide wereldoorlogen en de Koude Oorlog, krijgt deze filosofische stroming meer reliëf en blijkt ook dit denken deels te begrijpen als een reactie op een tijdsgewricht. Daarmee is dit boek niet alleen een werk over filosofie, maar ook een intellectuele geschiedenis.
Met De existentialisten schreef Sarah Bakewell een toegankelijke en zeer leesbare inleiding tot een van de meest invloedrijke filosofische stromingen van de twintigste eeuw. Voor de beter ingevoerde lezer is er hier weliswaar weinig te vinden – daarvoor blijft Bakewell te dicht bij de basis en biedt ze te weinig verrassende perspectieven – maar voor de nieuwkomer weet ze de basisideeën van de belangrijkste existentialistische denkers helder uiteen te zetten. Mede dankzij de vermenging van filosofie en biografie, en de aanstekelijke schrijfstijl van Bakewell komen deze interessante denkers tot leven en wordt de materie nergens te droog of te taai. Door dat alles tegen de achtergrond van de bewogen twintigste eeuw te plaatsen, geeft het boek een mooi beeld van een filosofie die door haar tijd werd beïnvloed, maar tevens een onmiskenbaar invloedrijke stempel op die tijd wist te drukken.
Remco Nieberg
Sarah Bakewell – De existentialisten. Filosoferen over vrijheid, zijn en cocktails. Vertaald door Karl van Klaveren. Ten Have, Utrecht. 480 blz. € 29,99.