Verder verdwalen in steviger schoenen

Geen dichter kan zo goed universele ervaringen tussen de regels door laten kieren als Campert, zoals in de volgende zes versregels uit de bundel Mijn leven’s liederen (1968):

Gevoelens
ik heb er wel duizend
even duidelijk zijn ze aanwezig
als de voorwerpen in mijn kamer
en de snel wegfietsende jongen
buiten op straat.

In slechts zes versregels beschrijft hij het statische en het dynamische, het flegmatieke en het onstuimige, het achteloze en het hartstochtelijke van gevoelens. Als geen ander lukt het Campert om die gevoelens in zijn gedichten te beschrijven zonder dit soort amechtige krachttermen. Hij geeft ons een beeld en als lezer geef je het bezieling door het je eigen te maken. Evenzo schetst Mirjam van Hengel in kraakheldere taal een portret van Remco Campert. Via uiterst weloverwogen, omtrekkende bewegingen weet zij de contouren van Camperts innerlijk voor ons tot leven te brengen.

Twee jaar lang was Van Hengel op vrijdagmiddag tussen 16.00 en 17.30 uur te gast bij Remco en Deborah Campert. Op die middagen is er ‘gepraat en verteld, gekibbeld en gepeinsd, zijn er ontboezemingen geweest die het papier niet hebben gehaald (‘dit moet er maar niet in’; ‘nee, dat begrijp ik’), zijn er tranen gevallen, is er knorrig gezwegen en veel gelachen.’ Het gedeelte over de ontboezemingen zet de lezer direct op scherp: in hoeverre heeft Campert veto’s uitgesproken? Hoe kritisch is Van Hengel geweest ten aanzien van haar onderwerp? In haar inleiding geeft ze aan dat ze hem alles mocht vragen. Niets was te persoonlijk, niet in gesprekken en ook niet ten aanzien van zijn spullen (brieven, werkkamer etc.). Haar doel was een verhaal met vaart dat recht doet aan Campert en zijn werk. Ze voelde zich verplicht aan de werkelijkheid van Camperts leven en werk.

De vraag die op de achtergrond blijft spelen tijdens het lezen van het ruim vijfhonderdpagina’s tellende portret is of het persoonlijke contact een negatief effect heeft gehad op haar interpretaties. Heeft ze zaken verdoezeld, omdat hem dat beter uitkwam? Al na het eerste hoofdstuk kan de lezer die achterdocht laten varen. In dat hoofdstuk schetst ze Camperts jeugd en ze zoomt in op zijn relatie met zijn vader. Naar eigen zeggen heeft hij zijn vader amper gezien en heeft hij geen rol van betekenis gespeeld. Als zij in brieven een andere lezing van de werkelijkheid aantreft, confronteert ze Campert onverstoorbaar met haar bevindingen. Hij heeft bij zijn vader in Kijkduin gewoond toen zijn moeder op tournee ging naar Suriname met het Hofstad Toneel. Campert zegt echter geen enkele herinnering aan momenten met zijn vader te hebben, niet van samen eten, samen voetballen of samen thuis zijn. Ook niet van de periode dat zijn vader een tijdlang bij hem en zijn moeder Joekie Broedelet een kamer heeft bewoond.

Het was 1938, hij was negen jaar oud maar hij weet er niets meer van, hij lijkt mij zelfs haast niet te geloven als ik het vertel. (…) Tijdens onze vrijdagmiddagen verontschuldigt hij zich vaak voor zijn slechte geheugen, maar eigenlijk krijg ik nooit de indruk dat het zo slecht is- vaak is het juist opmerkelijk precies. Het is eerder zo dat zijn schrijverschap de regie over zijn herinneringen heeft overgenomen. Wat hij niet heeft gebruikt voor zijn werk is gaandeweg tussen de naden weggesijpeld.

Hier toont Van Hengel aan dat ze kritisch blijft ten aanzien van de door haar bewonderde auteur. Ze stelt zijn haperende herinneringen aan de kaak en geeft voorzichtig een verklaring. Ze verzint niet, maar interpreteert. Haar duidingen blijven steevast duidelijk te onderscheiden van wat Campert of anderen hebben gezegd. Ook de literaire werken gebruikt ze niet zonder meer als bron voor een interpretatie van de persoon Remco Campert. Ze laat de werkelijke persoon Remco Campert nergens één op één samenvallen met de door hem in het leven geroepen personages. Waar ze twijfelt, spreekt ze dat uit. Op de tast probeert ze te doorgronden wat er achter zijn stilzwijgendheid schuilgaat, wat hem begeestert en wat uit zijn leven doorgesijpeld is in zijn werk. Haar bronnenkritiek is uitstekend en ze verantwoordt haar citaten en bronnen accuraat achterin haar boek. Zo voldoet ze aan een behoorlijk aantal criteria die Marita Mathijsen essentieel acht voor een wetenschappelijke biografie (NRC 18-11-17).

Maar die ambitie heeft Van Hengel van meet af aan niet gehad. Het boek heet niet voor niets een portret en niet een biografie. Ze wilde geen feitjes over de lezer uitstorten en ze wilde ook niet de loden last van volledigheid ervaren.
Op de lezer komt het portret echter als gans en geheel gaaf over. Van Hengel heeft hem in zijn tijd geplaatst, tussen medekunstenaars en in de tijd waarin hij leefde. Ze laat zien hoe en door wie hij beïnvloed werd (o.a. Van Ostaijen en Lucebert) en ze toont aan hoe hij zelf een rol speelde bij de totstandkoming van groep van de Vijftigers. Ook over zijn werk-, liefdes- en familieleven wordt de lezer uitgebreid ingewijd. Je hebt het gevoel kennis te hebben genomen van ál zijn pieken en dalen, als je het laatste hoofdstuk uit hebt. En daar wringt de schoen dan een klein beetje, want… Remco Campert leeft nog. Het verhaal voelt volledig en af, maar dat is het in werkelijkheid (gelukkig!) nog niet. Mirjam van Hengel is zo goed geslaagd in haar opzet om Remco Camperts leven te verdichten dat je zijn hartenklop kunt voelen. Dankzij dit portret kunnen Campertliefhebbers in steviger schoenen verder verdwalen in Camperts brede oeuvre van gedichten, verhalen, romans en columns.

Miriam Piters

Mirjam van Hengel – Een knipperend ogenblik. Een portret van Remco Campert. De Bezige Bij, Amsterdam. 582 blz. € 29,99.