Op de site Neerlandistiek las ik dat Jacques Sicking was overleden. Sicking was mijn scriptiebegeleider toen ik studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Een man die me toen stokoud toe leek, maar op dit moment ben ik ouder dan hij was toen hij letterkunde aan ons gaf. Wij zeiden ook niet ‘Jacques’ tegen meneer Sicking. Ik vond hem een uiterst aimabele man met een enorme kennis van het vakgebied. Hij had geen interesse in de literatuur vanwege academische ambities, noch liep hij voorop in allerlei vernieuwingsgolven binnen het vak; hij was volgens mij oprecht geïnteresseerd in de inhoud van de boeken en de schrijvers achter de boeken. Zijn grootste interesse lag, dacht ik, vooral bij het interbellum en de periode rond de Tachtigers. In de Delta-reeks van Van Oorschot verzorgde hij een deel over het verhalend proza van Carry van Bruggen.

In de jaren dat ik aan de universiteit studeerde, waren er grote, persoonlijke, onderlinge strubbelingen. Die zullen zijn laatste jaren aan de universiteit tot een hel hebben gemaakt. Na zijn afscheid vertrok hij naar Den Haag waar hij de literatuur nog nauwlettend in de gaten hield. Ik kwam hem een aantal jaren geleden tegen bij de ingang van het Haags Gemeentemuseum waar hij mij aansprak omdat hij Tzum volgde. Dat is toch fijn als je leermeester je in de gaten houdt. Daarbij moet ik opmerken dat Sicking ook voor een klein trauma heeft gezorgd. In die tijd deed je bij sommige docenten nog een mondeling tentamen aan huis. Sicking woonde aan het Hoge der Aa in Groningen en daar heb ik gepraat over de boeken op mijn lijst Moderne Letterkunde. De moderne letterkunde was mijn periode, ik las alles wat los en vast zat, ik ging naar lezingen, ik volgde de tijdschriften en kranten. Ik wist alles (nu weet ik: ik wist niets). Het was een gesprek dat nogal stroef verliep. Niet alleen omdat Sicking naar zaken vroeg die ik niet verwacht had, De kleine Rudolf werd een struikelblok, maar ook omdat hij fysiek lichtelijk angstaanjagend was. Sicking had nogal aanwezige wenkbrauwen waaronder hij je met priemende ogen aankeek. Omdat hij wist dat veel mensen die blik niet konden verdragen, verlegde hij zijn aandacht terwijl je sprak naar een punt achter je op de muur. Ik kreeg een 6. Het was het enige tentamen dat ik nog wel over wilde doen, omdat ik vond dat het cijfer niet recht deed aan mijn belezenheid. Ik kwam van ver. Als ik de foto hierboven van mijn diplomering bekijk, met gebreide sokken in grijze schoenen, dan denk ik opnieuw: ik kwam van ver.

Ondanks mijn teleurstellende cijfer voor Moderne Letterkunde vroeg ik toch of Sicking mijn scriptiebegeleider wilde worden. Hij was de man die echt wat wist. ‘A. Marja en het geloof’ was de titel van mijn scriptie en mijn methodologie bestond eruit dat ik alle uitspraken van Marja over het geloof verzamelde en daar zelf een lijn in aanbracht. Hij vond het, dacht ik, wel aardig geploeter, al dat archiefwerk naar een minor poet. Bij het eindgesprek vroeg hij wat ik wilde gaan doen na mijn studie. Ik wist het nog niet. Ik ging eerst maar door voor een onderwijsbevoegdheid. Dat leek hem een goede keus. Als je in het onderwijs terechtkwam, kon je rijpen als lezer. Erica van Boven schrijft in haar in memoriam op Neerlandistiek:

Hij was zelf zijn loopbaan als leraar begonnen en hij stelde er een eer in zijn studenten goed toe te rusten voor het leraarschap. Met lede ogen heeft hij de kloof zien groeien tussen de universitaire Neerlandistiek en het schoolvak Nederlands. Jaar na jaar heeft hij zich ingezet om dat proces te keren en daarbij waarschuwde hij voor de ontwikkelingen waarover we nu in de kranten lezen: achteruitgang van het schoolvak Nederlands, een tekort aan academisch geschoolde leraren en een daling van het aantal studenten.

Ik heb erg veel geleerd van meneer Sicking. Hoed af en buiging.

(CP)

Zie voor een overzicht van zijn publicaties hier.