Nieuws: Jeroen Brouwers maakte gehakt van het werk van Kooiman
De op 2 oktober overleden Dirk Ayelt Kooiman was een van de schrijvers op wie Jeroen Brouwers in de jaren zeventig zijn pijlen richtte. Of pijlen…, zeg maar gerust dat Brouwers met zijn artikel ‘Dirk Ayelt Kooiman en het Amsterdams Peil’ dat hij in het aprilnummer van de jaargang 1978 in Tirade publiceerde en in 1979 opnam in Kladboek. Polemieken. Opstellen. Herinneringen, Kooiman met een hakbijl te lijf ging.
In genoemd artikel ging Jeroen Brouwers uit van twee beweringen die hij eerder in De Revisor en in Vrij Nederland had gedaan: 1. Dirk Ayelt Kooiman kan niet schrijven. 2. Dirk Ayelt Kooiman is overschat, hij is een per fietspomp tot paradijsvogel opgeblazen mus.
Brouwers nam vierentwintig boekbladzijden de ruimte om beide beweringen te staven. Hij deed dat aan de hand van het titelverhaal van de in 1976 verschenen bundel De schrijver droomt. ‘Gevoel voor taal bezit de schrijver Dirk Ayelt Kooiman in het geheel niet,’ schreef Brouwers en hij poogde dat te bewijzen door het vijfeneenhalve bladzijden tellende verhaal zin voor zin te ontleden:
Op de grond naast het bed ligt een opengeslagen geïllustreerd tijdschrift waarvan de linkerpagina gevuld is met tekst en de rechter met een advertentie [ ]
Commentaar van Brouwers: ‘Tijdschrift waarvan. Wij hebben hier te doen met een uit slechts twee pagina’s bestaand tijdschrift. De ene pagina is een linkerpagina, de andere is een lid van de rechtbank.’
Daarmee zet Jeroen Brouwers, die later nog veel meer schrijvers te grazen zou nemen, de toon.
In het bed ligt hij. Hij ligt aan de buitenkant […]
Brouwers: ‘De buitenkant van een bed, welke kant is dat?
Een door gebogen pootjes geschraagde tafel leunt tegen het hoofdeinde van het bed.
Brouwers: ‘Een tafel is een meubelstuk dat uit een horizontaal blad bestaat, welk blad door tenminste één poot zonder welke een tafel niet een tafel is, wordt “geschraagd”. Is die ene noodzakelijke poot ook nog door gebogen pootjes geschraagd, tja, dan lijkt mij dat leunen het enige is dat die tafel zal doen.’ Over het gebruik van het woord ‘leunt’ heeft Brouwers zich dan al een alinea lang vrolijk gemaakt.
‘Vertellerij met klonters’, ‘hapklare-brokken-proza’, ‘[W]ij schrijven met de steel van de hutspotstamper’, ‘Dirk Ayelt Kooiman kan niet schrijven’ — Jeroen Brouwers wond er geen doekjes om. Was hij kwaad? ‘Welneen.’ Of toch. Jeroen Brouwers was kwaad dat niemand inzag of erkende dat Kooiman niet kan schrijven, dat Kooiman in kringen van Haagse Post en De Revisor werd bejubeld als ‘ijkmeester en voorbeeld’. Brouwers bekritiseerde critici als Jaap Goedegebuure, Rein Bloem, Reinjan Mulder, Kees Fens en de juryleden van de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 1977 die Kooimans roman De grote stilte bekroonde. ‘Leugens. Verlakkerij. Gelul. Bedrog. Het Amsterdams Peil. De tot norm verheven geestloze, futloze middelmaat,’ foeterde Brouwers.