Recensie: Mihail Sebastian – Sinds tweeduizend jaar
Eeuwig lijden
De roman Sinds tweeduizend jaar van Mihail Sebastian staat bomvol gedachten over joodse identiteit en laat zien hoe nazisme en antisemitisme langzaam steeds normaler werden in de jaren ‘30. Dat maakt dit boek zeer lezenswaardig en het is vreemd dat Sinds tweeduizend jaar pas dit jaar in het Nederlands is vertaald. Doordat de roman zo boordevol gedachten staat, en minder scheutig is met verhaallijnen is het wel taaie kost om te lezen.
Als lezer volg je een naamloos ik-personage, een jood in Roemenië, tussen 1927 en 1933. Grote delen van het boek is het personage aan het denken, en dat kan de lezer tegenstaan, bijvoorbeeld als Sebastian Descartes in het Frans quote. De stijl is fris alsof het onlangs geschreven is. De lezer wordt aan het denken gezet: wat voor mens wil ik zelf zijn? Een aantal personages zijn vooral vertolkers van ideeën, zoals een communist, een zionistische pionier of juist de antisemiet. Geen enkele positie lijkt houdbaar te zijn in dit verhaal, alles wordt ontkend en bevraagd, met iedereen gaat het ik-personage is discussie. De vraag of een jood vooral een intellectueel of een activist moet zijn komt uitgebreid aan bod. Zo wordt een voorbeeld aangehaald dat tijdens een Pogrom (zuivering van joden) joodse geleerden de kabbala (joodse geschriften) bestuderen en daarmee doorgaan totdat ook zij vermoord worden. Vaak worden zij als intellectuele helden gezien, maar was actie hier niet beter geweest? De zionisten die al naar Palestina verhuizen en daar een joodse enclave beginnen, zonder plan, kunnen zij niet beter eerst nadenken? Het ik-personage beschouwt zichzelf als een intellectueel die steeds moet lijden. Hij is als een kamerplant die, naar eigen zeggen, niet zou kunnen handelen buiten zijn huis.
De positie die het ik-personage inneemt is dat antisemitisme er altijd is geweest en er altijd zal zijn. Het is een metafysische constante. Soms uit dat zich door racisme op basis van religie zoals in de dertiende eeuw, soms op basis van economisch racisme, zoals hij denkt dat rond 1933 gebeurde. Het is opvallend dat het ik-personage denkt dat het juist de joden zelf zijn die het kwalijkst over joden denken. Ze denken zelf dat lijden onderdeel van hun cultuur is, dat het er al het ware bij hoort. Het personage vindt de antisemieten nogal weinig creatief in hun beschuldigingen dat joden economische macht naar zich toe trekken; joden beschuldigen zichzelf van zoveel meer dan dat.
Ook de antisemieten zijn er in verschillende vormen en uiteindelijk vindt zelf het enige personage dat nooit iets tegen joden had het vanzelfsprekend om het te hebben over het joodse probleem in Roemenië. Door het boek heen wordt de Jodenhaat steeds meer genormaliseerd. In de openingshoofdstukken worden joodse studenten collegezalen uitgewerkt door andere studenten en net zo vaak in elkaar geslagen. Aan het einde van het boek wordt op straat geschreeuwd: ‘Dood aan de joden.’ Het valt het ik-personage eerst helemaal niet op. Dan let hij erop en ziet hij dat alle andere mensen dit geschreeuw volkomen onverschillig aanhoren. Hij vergelijkt het met de ervaring het het luide tikken van een klok dat na gewenning wegvalt tegen de achtergrond, maar als je er goed naar luistert hard en teisterend binnen kan komen. Het is goed om af en toe geconcentreerd te luisteren.
In het boek is er nauwelijks sprake van een coherent plot, maar eerder van op zichzelf staande scènes die aaneengeregen zijn, scènes met wel steeds dezelfde ik-verteller. Het is verleidelijk om het boek te lezen als waarschuwing voor de Tweede Wereldoorlog. Zo wordt de Anschluss als begin van meer ellende gezien en wordt beweerd dat de vernietiging van het joodse volk een goed idee is, en dat alles kapotgaat. Of de schrijver de massaliteit van de Jodenvervolging voor ogen had is op basis van dit werk niet te zeggen, waarschijnlijk niet. Wel kan gezegd worden dat dit boek een frisse, intelligente, genuanceerde ideeënroman is, die vaker gelezen moet worden om alle gedachten te laten bezinken.
Erik-Jan Hummel
Mihail Sebastian – Sinds tweeduizend jaar. Vertaald door Jan Willem Bos. De Bezige Bij, Amsterdam. 318 blz. € 19,99.