Recensie: Rob van Essen – De goede zoon
Een menselijke auto
In De goede zoon van Rob van Essen sterft de moeder van de naamloze hoofdpersoon – en worden we letterlijk op De vreemdeling van Camus gewezen – in een boek dat zoveel halve plots heeft dat het net zo goed plotloos genoemd kan worden. De schrijver lijkt hier echter bewust voor te kiezen, aangezien de hoofdpersoon als schrijver vooral bekend is van zijn plotloze thrillers. De moeder gaat dood, hij neemt haar stoel in huis en gaat op reis met een vriend die hij veertig jaar niet heeft gezien, zonder te weten waar hij heen gaat, zonder te weten waarom ze ergens heen gaan. Hetzelfde gebrek aan houvast treft ook de lezer.
Het hele boek speelt zich in de nabije toekomst af, ergens in de jaren twintig. In Nederland is het basisinkomen ingevoerd, zodat mensen vooral met zichzelf bezig kunnen zijn. Ze gaan naar musea en doen aan boeddhisme. De technologie is ook flink vooruitgegaan. Auto’s kunnen zelf rijden en nadenken, robots bestieren hotels, de tassen van schoolkinderen kunnen zelf achter hun eigenaar aanhollen. Verder blijkt het mogelijk om mensen dingen te laten vergeten en om rond te dwalen in iemands geheugen.
Spannend is het boek niet. De meeste scènes zijn langgerekt en bestaan vooral uit gedachten van de hoofdpersoon. Knap is wel dat je als lezer zo in de gedachten van de hoofdpersoon verdwijnt dat je echt net als hem denkt, en door die gedachtestroom meegevoerd wordt, je je eraan overgeeft. Dit lijkt op de positie van de hoofdpersoon als hij in een zelfrijdende auto wordt gezet en ergens wordt afgeleverd, zonder dat hij enige informatie heeft. Het heftigst zijn de gedachten van de hoofdpersoon aan het begin, als hij beschrijft dat hij kwaad had kunnen worden en wat hij dan gedaan had kunnen hebben. Dat is met zo veel vaart opgeschreven dat elke beschrijving daarna erg traag lijkt, zoals de minutieuze beschrijving van zijn werkzaamheden bij een archief, landschappen of zelfs het daadwerkelijke sterven van zijn moeder: het krijgt wat saais.
De stijl van de de schrijver is een van redenen waarom dit boek prettig leest. Hij varieert moeiteloos tussen enorme zinnen en korte, tussen beschrijvingen en beslommeringen en niets stoort. Opvallend is dat de schrijver vaak een woord cursiveert. Dat lees je dan met nadruk, dat woord laat je iets zwaarder wegen, en daardoor krijgen de gedachten meer reliëf. Het is verder nauwelijks nodig om aan te geven wanneer er een dialoog gaande is. Sporadisch maakt de schrijver een onderscheid tussen gedachten en directe rede, maar door stilistisch vakmanschap is dat nauwelijks nodig.
Verder zijn de gedachten van de hoofdpersoon interessant. Zouden robots ironie kunnen beheersen? Hoe anders is het leven van een zestigjarige met en een zestigjarige zonder kinderen? Is de kunst geëindigd met de schedel For the love of God van Damien Hirst? Neemt de ik het westerse Boeddhisme terecht de maat? Zouden mensen daadwerkelijk meer naar musea gaan als hun inkomen verzekerd was? Wat maakt je tot een goede zoon? Handelen we uit gewoonte of uit keuze?
De goede zoon is vooral erg tragisch. Iedereen is bezig met zijn of haar eigen angsten en komt daar pas met dementie van los. De hoofdpersoon heeft alleen zakelijk contact met anderen en klaart helemaal op als iemand die hij veertig (!) jaar geleden heeft gezien aanbelt, alsof deze Lennox altijd zijn beste vriend is geweest. Niemand is geïnteresseerd om te luisteren naar de hoofdpersoon, behalve de zelfrijdende en zelfdenkende auto. Deze auto vraagt naar het overlijden van de moeder, vraagt door, denkt mee, geeft genegenheid en is wegens een gebrek aan eigenbelang hoe wij graag hopen dat mensen zijn. Het verschil met de mensen uit het boek is schrijnend en dat verschil blijft het meeste hangen na het lezen van dit boek.
Erik-Jan Hummel
Rob van Essen – De goede zoon. Atlas Contact, Amsterdam, 384 blz. € 21,99.
Lees ook de recensie van Coen Peppelenbos over dit boek.