Knetterende vonken: de elektriserende poëzie van Vladimir Majakovski

Uitgeverij Van Oorschot is en blijft een huis van vertrouwen dat menige Russische auteur in het Nederlandse taalgebied introduceerde. De futuristische dichter Vladimir Majakovski (1893-1930) mocht natuurlijk niet in het rijtje ontbreken. Al in 1993 verscheen op initiatief van vertaler Marko Fondse een selectie uit zijn verzameld werk in Van Oorschots Russische bibliotheek. Die uitgave werd onlangs aangevuld met een aantal nieuwe vertalingen die sindsdien het levenslicht zagen.

Een uitgebreid nawoord ontbreekt helaas in deze uitgave. Blijkbaar werd het niet nodig geacht om de erfenis van deze reus – zowel in letterlijke als figuurlijke zin – toe te lichten. Jammer, want dat zou een goede gelegenheid zijn om uit te leggen waarom er vrijwel geen gedichten zijn opgenomen uit zijn latere periode, toen hij onverstoorbaar de lof van de Sovjet-Unie bleef zingen terwijl de stalinistische zuiveringen de ene na de andere Russische kunstenaar of intellectueel fataal werden. Een van Majakovski’s grote verdiensten was bijvoorbeeld dat hij verhalen van de grote Isaak Babel publiceerde in zijn revolutionaire tijdschrift, maar ironisch genoeg werd diezelfde Babel door de bejubelde Stalin bedankt voor zijn diensten met een nekschot.

Dat Majakovski in een woelig tijdperk leefde, is een behoorlijk understatement. Zijn eerste stappen als dichter zette hij nog in het tsaristische Rusland, met voor die tijd wellicht behoorlijk choquerende verzen, zoals in En toch (1914):

Mijn laatste zorg zal wel uw laatste oordeel zijn!
Mij, en mij alleen zal een processie hoeren
dwars door de stad, dat brandende bordeel, als schrijn
tot God voor hun rechtvaardiging meevoeren.

Even later brak de Eerste Wereldoorlog uit – meteen de aanleiding voor het gedicht De oorlog is verklaard! – en nog geen drie jaar later natuurlijk de Oktoberrevolutie van 1917. Het voordeel was natuurlijk dat de inspiratie letterlijk voor het oprapen lag; first world problems of verstilde, intimistische geeuwgedichten waren niet aan de orde. Zoals gezegd zou Majakovski’s enthousiasme voor de nieuwe wereldorde later wel nogal drammerige, propagandistische poëzie opleveren, wat stilaan duidelijk begon te worden in zijn gedicht ‘Derde internationale’ (1920):

Wij gaan voort
als revolutionaire lava.
Boven de rijen
het vuurrode vaandel.
Onze leider is
de miljoenkoppige
Derde Internationale.

Het moge duidelijk zijn: poëzie verdraagt engagement, maar geen propaganda. Dit neemt niet weg dat Majakovski op zijn hoogtepunt heerlijk explosieve gedichten schreef, zoals het bekende vierluik ‘Een wolk in broek’, het relaas van een door de stad dwalende, verliefde dichter. Naar verluidt verleidde hij er zijn muze Lili Brik mee, een kunstenares die overigens al getrouwd was met Majakovski’s uitgever. Een onoverkomelijk bezwaar was dat niet, want na verloop van tijd trok Majakovski bij het echtpaar in en vormden ze een ménage à trois:

Het heeft immers geen belang
meer dat ik besta uit brons
en mijn hart uit ijzer en kou.
’s Nachts wil enkel mijn klank
verloren gaan in het dons
van de vrouw.

Zeer gedenkwaardig is ook Majakovski’s gedichtencyclus ‘Mens’, waarin hij zijn leven aan dat van Christus spiegelt. Ook dit is een van de vele tegenstrijdigheden die Majakovski typeert: hij was een communist én een spirituele dichter met interesse voor religie. Zie bijvoorbeeld de openingsregels van De geboorte van Majakovski:

Ik weet:
nooit zal míjn naam aanroepen
de zondaar
die in hellevuren stikt.
Nooit zal onder applaus van popen
mijn doek neerdalen over Golgotha.
Vandaar dat ik
dus ’s morgens naar de Zomertuin
voor mijn kop koffie ga.

We zouden het nog over het hilarische Onderhoud over poëzie met de belastinginspecteur kunnen hebben – humor en poëzie gaan hier prima samen – maar bijzondere aandacht verdienen zeker nog de kindergedichten die onder handen werden genomen door Robbert-Jan Henkes, een vertaler die bekendstaat voor zijn speelse, lichtvoetige stijl en gedurfde keuzes, soms tot grote ergernis van de krentenwegers in het vertaalbedrijf. Zo is de lectuur van ‘Het sprookje van Petja de dikzak en Sima die dun was’ een plezier:

Rust in zijn hoofd zou wandelende tijdbom Majakovski nooit vinden. Ook zijn afscheidsbrief is in deze bloemlezing opgenomen, inclusief de laatste dichtregels die nog uit zijn pen zouden vloeien voordat hij een revolver tegen zijn schedel zette en de trekker overhaalde:


Zelf was hij er misschien klaar mee, maar wie tijd maakt voor dit boek, zal merken dat het werk van Majakovski hoegenaamd niet alledaags of zinloos was.

Daan Pieters

Vladimir Majakovski – Verzamelde gedichten. Van Oorschot, Amsterdam. 480 blz. € 29,99.