Reportage: Presentatie Liefdevolle rivaliteit van Geerten en Doeschka Meijsing
Zou de Nederlandse literatuur dan toch nog gevaarlijk worden? Wie gisteren naar het Stadhuis van Haarlem ging om daar de presentatie bij te wonen van de briefwisseling tussen Geerten en Doeschka Meijsing moest eerst langs een paar zwaarbewapende gehelmde politiemannen in kogelvrije vesten, die met de hand aan de mitrailleur elke bezoeker aan een kritische blik onderwierpen.
Binnen bleek het echter niet de schrijver Geerten Meijsing te zijn, die door de gewapende macht beveiligd moest worden, maar de Haarlemse CDA-burgemeester Jos Wienen. Eenzaam zat hij op de eerste rij van de monumentale Gravenzaal tussen allemaal lege stoelen te wachten tot Meijsing hem het eerste exemplaar zou overhandigen van Liefdevolle rivaliteit, de correspondentie die Geerten Meijsing en zijn zuster Doeschka tussen 1979 en 2009 voerden. De burgemeester wordt op dit moment ernstig bedreigd en om hem, de ambtenaren en de bezoekers van het Stadhuis te beschermen, is de politie om hen heen deze week in volle staat van paraatheid gebracht.
Of het daardoor kwam, weet ik niet, maar veel mensen die op een presentatie als deze verwacht zouden mogen worden, waren er niet. Om te beginnen ontbrak Nop Maas, die de briefwisseling inleidt en hem met steun van Geerten ruimschoots van noten heeft voorzien. Van de erven van de in 2012 overleden Doeschka Meijsing ontbrak de belangrijkste vertegenwoordiger Xandra Schutte. En ook van de twee uitgeverijen die op de omslag voor de uitgave tekenen, Querido en Athenaeum, was niemand in de Gravenzaal aanwezig om uit te leggen waarom de uitgave van de brieven meer dan anderhalf jaar werd uitgesteld en waarom Geerten Meijsing de zaak in Haarlem gisteren in zijn eentje moest klaren.
Geerten Meijsing bij de presentatie van brievenboek met zijn zus Doeschka: ‘Het is een boek vol liefde voor haar.’ Eerste exemplaar voor burgemeester @haarlem pic.twitter.com/2HF98K89Dz
— ewoudsanders (@ewoudsanders) 4 oktober 2018
Maar wat gezegd moet worden, moet gezegd: de schrijver deed dat met volle inzet. Na een inleiding van Arjan Peters, die hem afgelopen winter in Syracuse over dit boek had geïnterviewd, betrad de zoon van de vroegere gemeentesecretaris van Haarlem met een stapel dikke boeken het podium om zichzelf daar in een lange traditie van grote Haarlemmers te plaatsen.
Geerten Meijsing (1950) is niet in Haarlem geboren, zoals zijn zuster Doeschka al verschillende keren schreef, maar vanaf het moment dat hij die stad als tweeënhalfjarige kleuter in een grote verhuiswagen binnenreed, heeft hij er alles aan gedaan om haar tot de zijne te maken.
Ook toen hij besloot Nederland achter zich te laten en voorgoed naar Italië te verhuizen, bleef Haarlem hem bezig houden. Dat blijkt alleen al al uit de vele brieven daarover die nu verzameld zijn. De verbinding met Haarlem en met de in Haarlem achtergebleven familie Meijsing blijft een dankbaar onderwerp voor de dertig jaar durende correspondentie.
Daarnaast valt in hun briefwisseling de eeuwige competitie tussen de beide schrijvers op. In haar allereerste interview uit 1975 verkondigde de dan net debuterende Doeschka Meijsing al dat zij een heel ander soort schrijver was dan haar broer, en dat hebben beiden daarna in vele toonaarden herhaald. ‘Zij wilde met andere schrijvers in contact komen,’ aldus Meijsing gisteren, ‘ik was meer de eenling die moet vechten tegen de hele wereld.’
Het verschil met zijn geliefde én benijde zuster was dan ook de andere rode draad in de toespraak van Geerten Meijsing. Nadat hij al zijn illustere voorgangers de revue had laten passeren (‘Er is wel iets tot stand gebracht in deze stad’), haalde hij weemoedig herinneringen op hoe hij als kind soms met zijn vader mee naar het Stadhuis mocht en dan in de fietsenstalling beneden werd geparkeerd.
Zelfs als hij berispt moest worden gebeurde dat vaak op het Stadhuis, in de oude burgemeesterskamer, waar hij zo zeer van het vorstelijke uitzicht op de markt kon genieten dat het hem nauwelijks raakte. Geerten Meijsing: ‘Mijn vader was voor mij Haarlem’.
Reinjan Mulder