Recensie: Stuart Turton – De zevenvoudige dood van Evelyn Hardcastle
Een bloedeloos puzzelwerkje
Liefhebbers van klassieke detectives, zoals die van Dorothy Sayers en Agatha Christie, keken reikhalzend uit naar dit boek. De zevenvoudige dood van Evelyn Hardcastle werd immers aangekondigd als ‘een unieke en bloedstollende roman waarin Agatha Christie, Downton Abbey, Cluedo en Groundhog Day samenkomen in een duizelingwekkend mysterie waaraan je niet kunt ontsnappen.’ Nu de detective steeds meer een uitstervend genre wordt, ten faveure van harde thrillers waarin vooral bloed wordt vergoten, zou het fantastisch zijn als een debutant komt met een dergelijke ‘bloedstollende roman’.
Plaats van handeling is het vervallen landgoed Blackheath. Er wordt een feest georganiseerd, waarvoor een groot aantal mensen is uitgenodigd. Op het hoogtepunt van de avond, tijdens het afsteken van het vuurwerk, verliest de dochter des huizes haar leven. Evelyn Hardcastle lijkt de hand aan zichzelf te slaan, onder het oog van de aanwezigen, bij de vijver in het park. Dat het de dood van Evelyn Hardcastle is waar de roman om draait, wordt duidelijk uit de titel en een korte samenvatting van de zaak op de achterflap van het boek.
Het duurt echter nogal even voordat je als lezer in dit verhaal kunt landen. Het eerste deel ‘Dag één’, bestaat uit acht hoofdstukjes waarin dokter Sebastian Bell, één van de genodigden op het feest, allerhande onplezierige zaken meemaakt in en rondom Blackheath. Van angstig en koud wakker worden in het bos tot geheugenverlies en confronterende gesprekken. Wel ontmoet hij de vriendelijke Evelyn Hardcastle, met wie hij vriendschap sluit. Bij hoofdstuk 9 zijn we bij ‘Dag twee’ en blijkt al gauw dat Bell niet meer de ik-persoon is, maar een zeker Collins. Een ongemakkelijk hoofdstuk verder belanden we in dag drie, waar het stokje wordt overgedragen aan Donald Davies. Dan verschijnt een mysterieus figuur, de pestdokter, ten tonele. Hij draagt een masker met een snavelkap; als Pulcinella – voorloper van onze Jan Klaassen- uit de traditie van de Commedia dell’Arte. Davies meldt dan ook niet voor niets: ‘Ik krijg het gevoel dat ik meedoe aan een toneelstuk…’ De pestdokter onthult hoe het werkt:
Vanavond zal er op het bal iemand worden vermoord. Het zal geen moord lijken en de moordenaar zal dus niet worden gepakt. Herstelt u dat onrecht, dan wijs ik u de weg naar buiten.
Weet de ik- figuur het raadsel niet op te lossen, dan keert hij terug in het lichaam van dokter Bell op dag één. Hij krijgt nog vijf gastheren (in totaal dus acht) om vanuit verschillend perspectief de dag mee te maken, en zo het raadsel op te lossen. Naarmate het verhaal vordert, weet de ik-figuur kennis van de vorige gastheren mee te nemen naar de nieuwe gastheer, en komt hij dichter bij de oplossing. Hij is onder andere dokter, butler, bankier, gokker, en naarmate het aantal gastheren toeneemt worden de verwikkelingen complexer en moet je goed opletten om alle stukjes informatie goed in elkaar te passen. Uiteindelijk blijkt in al die gastheren wel degelijk één stabiele ‘ik’ te huizen, namelijk Aiden Bishop. Turton doet ook nog zijn best de worsteling van Aiden met het karakter van zijn gastheren te beschrijven.
Het boek heeft een duidelijk plot en een zich langzaam ontrollende ontknoping, die alle narratieve problemen oplost. Teruggrijpend naar de liefhebbers van het klassieke detectivegenre: je zou zeggen dat De zevenvoudige dood dus een bevredigende leesexercitie is. Helaas doet het boek niet zozeer denken aan een klassieke detective, maar aan een slappe klucht waarin voortdurend nieuwe mensen door blinde deuren op het toneel tuimelen. Personages van bordkarton waarmee je je als lezer niet kunt identificeren. Voordat je een beetje aanvoelt hoe een gastheer in elkaar steekt, breekt de dag opnieuw aan en is er sprake van een nieuwe ik-figuur. Dat Aiden de eigenlijke ik-figuur is, en dat het draait om wie hij is en wat hem is overkomen, is naast de eindeloze plotdetails een vermoeiende rode draad, die maar weinig geslaagd is uitgewerkt. Het probleem is dat geen van de personages – noch de gastheren, noch de overige personages, noch Aiden Bishop- een geloofwaardige ontwikkeling doormaakt. Ze komen niet tot leven, ze hebben alleen maar een rol in het verhaal en zijn daar dienstbaar aan.
Romans met een wisselend vertelperspectief kunnen wel degelijk heel geslaagd uitpakken- denk aan De Vlammende Wereld van Siri Hustvedt of Grip van Stefan Enter. Bij deze boeken verdiept elk nieuw perspectief het verhaal of idee dat leidend is. Bij Stuart Turton is er alleen maar het toneel, de spelers, het verhaal; en het is allemaal zo plat als een dubbeltje. Zeker zit het raadsel vernuftig in elkaar, maar door het gebrek aan ontwikkeling bij de personages, de voortrazende verhaallijn, de nachtmerrieachtige sfeer, en de volkomen clichématige manier waarmee elementen uit het detectivegenre als decorstukken worden opgevoerd, ervaar je de presentatie van dat raadsel vooral als pretentieus. Wat de zaak nog verergert, is de weergave van mannen en vrouwen. De vrouwen in het verhaal zijn in nood en worden beschreven als knappe en kwijnende heldinnen of als kwaadaardige femme fatales. De mannen handelen- alle gastheren zijn mannelijk en worden geacht het raadsel op te lossen. Zonder meer schematisch en saai. De enige reden om dit boek toch uit te lezen, is dat Stuart Turton stilistisch talent heeft. Zijn zinnen zijn zo nu en dan verrassend mooi en dat is ook wat waard. Maar voor de smachtende detectiveliefhebber is dit bloedeloze boek een diepe teleurstelling. Wie kan puzzelen, is nog geen schrijver.
Agmar van Rijn
Stuart Turton – De zevenvoudige dood van Evelyn Hardcastle. Vertaald door Paul Syrier. Prometheus, Amsterdam, 414 blz. € 19,99.