Recensie: Gregor Verwijmeren – De vorm van geluid
Suizen, fluiten, piepen, rinkelen
Er was eens een tijd, waarin mensen het bonkende geluid van heimachines ervoeren als aangenaam. Ze hoorden er de naoorlogse wederopbouw in. Maar daar is het zoals bekend niet bij gebleven. Van te veel lawaai worden mensen ziek. Gregor Verwijmeren schrijft in zijn debuutroman De vorm van geluid over tinnitus, ofwel het permanent met je meedragen van een hinderlijk geluid – suizen, fluiten, piepen, rinkelen; er zijn talrijke varianten.
Voor wie het niet heeft, lijkt het probleem tinnitus overzichtelijk, maar dat ligt anders voor degenen die het elk moment van de dag (en nacht) ervaren. Zeker als de geluiden, die dus niet via de trommelvliezen binnenkomen, maar als fantomen in hun hoofd zitten, zo hevig zijn dat ze het hele leven van de getroffenen gaan beheersen. Slechts het tegengeluid van populieren geeft in dit boek nog enig soelaas.
Het alter ego van Verwijmeren en de auteur zelf hebben veel gemeen. Zo veel dat je weliswaar nog van een roman kunt spreken, maar niet ontkomt aan de gedachte dat dit in de eerste plaats het persoonlijke verhaal is van een door zulke geluidsterreur getergd mens. Verwijmerens boek kent nauwelijks een spanningsboog of plot, het is vooral een gedreven, half essayistische vertelling over wat een tinnituslijder moet meemaken voor er, na veel gesprekken met anderen en vooral met zichzelf, een weer leefbare vorm van bestaan mogelijk wordt.
De ik in deze, uit zes moeilijk te definiëren delen bestaande, roman wordt aanvankelijk verdrietig, boos, depressief en angstig, net als zijn lotgenoten, die hij ontmoet op internetfora en tijdens therapeutische kringgesprekken. Niemand heeft ook maar het begin van een oplossing, iedereen is wanhopig. ‘T is the proof that there is no God’, schrijft iemand. En zulke opmerkingen geven een mens uiteraard weinig hoop op verbetering. Zoals het consequent gebruiken van de letter T in plaats van de medische term tinnitus, evenmin opbeurend is. Het herinnert aan de angst voor kanker, die sommigen, als loze bezwering, maar liever K noemen.
Een roman over een specifieke ziekte, verwoord op een tamelijk rechtlijnige manier, levert doorgaans geen sterke literatuur op. Maar Verwijmeren, met zijn eigen culturele achtergrond als catalogiseerder van muziek in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, blijkt in staat het grote verhaal van het geluid te kunnen verbreden. Hij schrijft met verstand van zaken en laat doorklinken dat onder anderen Robert Schumann, Franz Kafka, ‘stiltecomponist’ John Cage en Jean Jacques Rousseau ook aan tinnitus moeten hebben geleden. En had het oor afsnijden van Vincent van Gogh er mogelijk ook nog wat mee te maken?
Cage, geen componist maar een geniaal uitvinder, volgens zijn leermeester Arnold Schönberg, hoorde zijn eigen T voor het eerst in een anechoïsche oftewel ‘dode’ kamer in Harvard. Een openbaring: stilte bestaat niet.
Maar ondanks al die culturele mijmeringen, filosofische uitweidingen en muzikale overpeinzingen, overtuigt De vorm van geluid niet als roman. Daarvoor zijn de boodschap – neem tinnitus serieus – en de talloze weetjes te pregnant aanwezig. Dat deze wereld overprikkeld en luidruchtig is (‘Het lawaai is God geworden’), en dat we daar een prijs voor moeten betalen, kan bovendien moeilijk een openbaring heten. Net zo min als de vaststelling dat in onze maatschappij de economie altijd voorrang geeft.
We keken uit over de niet-aflatende verkeersstroom. Bedrijvigheid en lawaai stonden gelijk aan vooruitgang en groei, stilte aan stagnatie. Maar voor mij was het altijd andersom geweest. De stilte was mijn habitat, mijn koninkrijk, en nu was ik verbannen.
Je loopt als lezer netjes mee met de ups and downs van de hoofdpersoon, diens jeugdherinneringen, onder meer aan een extreem geluidsgevoelige moeder, de fricties in zijn relatie, de ervaringen als jonge vader, de contacten met andere lijders aan tinnitus, maar wordt niettemin nauwelijks bij hem als persoon betrokken door de overdaad aan vaak nogal willekeurig aandoende beschrijvingen en associaties. Dat acceptatie, in het begin weggezet als ‘walgwoord’ van de ‘oormannen en oorvrouwen’, uiteindelijk toch de enige weg blijkt te zijn, geeft het boek een wat zalvend en tegelijk weinig verrassend slot: ‘De tijd zal je vriend worden’.
André Keikes
Gregor Verwijmeren – De vorm van geluid. Van Oorschot, Amsterdam, 256 blz. € 19,99.