Recensie: Jon Fosse – Melancholie I
De onrust van de menselijke geest
Jon Fosse is één van de belangrijkste schrijvers van Noorwegen. Zijn prachtige en veeleisende boek Melancholie I is de derde roman die van hem in het Nederlands is vertaald. Melancholie I is het beklemmende en sombere verhaal van de Noorse schilder Lars Hertervig.
De laatste jaren zingt de naam van Jon Fosse (1959) vlak voor de jaarlijkse uitreiking van de Nobelprijs voor de literatuur zachtjes rond. Van zijn werk is jammer genoeg nog niet bijster veel in het Nederlands vertaald. Eerder verschenen vertalingen van de romans Ochtend en avond en Slapeloos; sobere en kale vertellingen die vooral in het geval van Slapeloos een troosteloze sfeer creëeren. En net als Slapeloos is Melancholie I doordesemd van vertwijfeling.
Lars Hertervig (1830 – 1902) was een Noorse landschapsschilder die pas postuum erkenning kreeg voor zijn werk. Hij is de centrale figuur in Melancholie I dat bestaat uit drie delen. De eerste twee delen zijn voornamelijk innerlijke monologen, een stroom van gedachten en denkbeelden, die worden onderbroken door puntige dialogen. In het eerste en langste deel van de roman woont Lars Hertervig, ‘dat straatjochie, quakerszoon, armeluiskind, schildersgezel’, in Düsseldorf waar hij studeert aan de kunstacademie. Lars is verliefd op Helene Winckelmann, de vijftienjarige dochter van zijn hospita. Maar het gaat verder dan verliefdheid, want het aanzicht van Helene heeft een sterk en bijzonder effect:
het licht uit haar ogen omsloot hem als licht! en in dat licht werd hij een ander dan hij was, was hij niet langer Lars uit Hattervåg, hij werd een ander, al zijn onrust, al zijn angsten, alles wat hij miste en wat altijd als onrust in hem aanwezig was, alles waar hij naar verlangde werd vervuld door het licht uit Helene Winckelmanns ogen en hij werd rustig, vervuld.
De wanhoop is dan ook groot als Helene hem komt vertellen dat hij moet verhuizen: ze deelt hem mee dat haar oom en moeder willen dat hij zo snel mogelijk vertrekt. Meteen begint hij te twijfelen: wil zij niet dat hij daar blijft wonen? Nee, zegt ze, mijn oom wil dat je vertrekt. Ze wil niet dat hij blijft, denkt Lars, want ze heeft iets met haar oom, hij zit aan haar; Lars heeft haar horen schreeuwen omdat haar oom haar borsten aanraakte. Is dit waar of is dit een zinsbegoocheling?
De menselijke geest is rusteloos. We kunnen de onrust echter regelmatig inperken en indammen, maar dit geldt niet voor Lars: hij kan zijn rusteloosheid niet reguleren en daardoor staat hij continu onder hoogspanning en houdt hij zichzelf geestelijk gevangen. Zijn drift en agitatie vloeien voort uit misinterpretaties en twijfel. Zo raakt zijn geest oververhit en vervaagt de scheidslijn tussen verbeelding en werkelijkheid en raken beiden met elkaar verstrengeld.
Als meneer Winckelmann, Helene’s oom, in zijn kamer staat en hem maant te vertrekken, verbeeldt Lars zich dat hij zijn vader en zijn zusje Elisabeth in de kamer ziet en hoe ze toekijken hoe meneer Winckelmann Helene wegtrekt. In het tweede deel zit Lars in een gesticht. Hij weet dat hij gek is, denkt dat hij nooit meer beter wordt en dat hij nooit meer zal schilderen. Ook daar ziet hij mensen die er in werkelijkheid niet zijn. Het derde deel van de roman is een soort epiloog over de schrijver Vidme, een ‘religieuze mysticus’, die een roman wil schrijven over Lars Hertervig. Ook in dit afsluitende deel, dat verteld wordt in de derde persoon enkelvoud, domineert de vertwijfeling.
Melancholie I is een veeleisende roman, die een poëtische leeshouding vergt: het metrum is de draagmuur van een gedicht en dit geldt tevens voor het repetitieve ritme van de stijl in deze roman. De herhaling is aandrang, het is het benadrukken van de werking van Lars’ geest die zintuigelijke indrukken omzet tot waanvoorstellingen of obsessieve gedachten. Een simpel beeld heeft een monomaan effect, zoals de glimlach van een serveerster: ‘En de serveerster kijkt me aan, ze glimlacht naar me, ze glimlacht zo mooi naar me. Nu staat de serveerster daar zo mooi naar me te glimlachen. Ze staat aan de andere kant van de tafel en ze glimlacht zo mooi naar me.’ Een onschuldige glimlach, een gezichtsuitdrukking uit beleefdheid, krijgt bij de extreem sensitieve Lars een enorme betekenis; hij wordt vrijwel volledig in beslag genomen door het beeld dat hij vasthoudt in zijn hoofd. Het is de stijl van Fosse die de niet waarneembare werking van de geest uitdrukt en vormgeeft. En dat is wat deze roman, het genre van het onzichtbare, zo krachtig maakt. Wie inzicht wil krijgen in geesteszieken, kan het beste bij schrijvers te rade gaan die dit onderwerp in hun romans behandelen: Sylvia Plath, Jeffrey Eugenides of Jon Fosse.
Koen Schouwenburg
Jon Fosse – Melancholie I. Vertaald door Edith Koenders en Adriaan van der Hoeven. Oevers. 320 blz. € 18,95.
Deze recensie stond eerder in het Friesch Dagblad van 15 december 2018