Recensie: Koos van Zomeren – De hangende man
Laat het woordje ‘thriller’ maar weg
Overal waar je Martin Ros tegenkomt — en je komt hem overal tegen, deze opgewonden hoofdredacteur van De Arbeiderspers die sneller leest dan hijzelf kan uitgeven en die over wat hij leest óók nog schrijft in Boekblad, NRC Handelsblad en Het Parool —, deze Martin Ros roept tegen iedereen die het maar wil horen dat de thriller de literatuur spectaculair aan het inhalen is.
Deze met een stroom van auteursnamen en boektitels onderbouwde stelling was het onderwerp van discussie in het eerste’televisieprogramma dat Martin Ros onder de titel Van boeken bezeten (zo heet zijn rubriek in Boekblad ook) in Avro-zendtijd mocht presenteren. In een paginagroot artikel in Het Parool vatte hij de uitzending een paar weken later nog eens samen. Bij beide gelegenheden slaagde de uitgever erin de Arbeiderspers-auteurs Koos van Zomeren en Maarten ’t Hart nadrukkelijk onder de aandacht te brengen.
Maarten ’t Hart zal in februari ongetwijfeld verbazing wekken met zijn eerste Leidse thriller, De kroongetuige, werd de energieke Ros niet moe te voorspellen. Zowel op tv als in Het Parool werd het omslag van ’t Harts nieuwe boek maar vast getoond. ’t Hart zelf mompelde dat het wat hem betreft om een gewone roman gaat zoals zijn vorige romans gewone romans zijn en dat hij dus eigenlijk niet goed begreep wat hij in deze uitzending tussen misdaadexperts als Van Zomeren, Theo Capel, A. C. Baantjer en Martine Carton zat te doen. Waarschijnlijk zat hij De Arbeiderspers een dure advertentiecampagne te besparen.
Wat is nou eigenlijk een thriller? Het nieuwe boek van Koos van Zomeren, De hangende man, uitgebracht als Grote ABC, is een thriller, want dat staat op rug, voor- en achterkant. Je vraagt je af waarom het boek dan niet is verschenen in de serie Crime de la Crime, die serie misdaadromans waar De Arbeiderspers altijd zo trots op is geweest.
Bezig met inhaalmanoeuvre?
Maar Martin Ros beweert dat ‘de misdaadroman niet alleen bezig is een inhaalmanoeuvre op de literatuur te voltooien. In de beste prestaties spiegelt de misdaadroman op grondiger en verhelderender wijze de actuele werkelijkheid dan de louter literaire roman,’ en zo’n bewering moet je waarmaken, hoe onvoorstelbaar (de eerste zin: inhaalmanoeuvre?) en discutabel (de tweede zin: grondiger, verhelderender?) zij ook is.
Volgens Martin Ros heeft een thriller ‘snelheid, vaart, actie, een intrige met een begin en een einde en de lange spanning daartussen’, ‘iets wat in de literatuur node gemist wordt.’ Maar niet in alle literatuur, want bijvoorbeeld het jongste boek van Harry Mulisch kan aan deze omschrijving voldoen. Het wordt door Martin Ros dan ook ogenblikkelijk in zijn betoog ingepast: ‘We zouden onder die transito [d.i. een soort kruising tussen literatuur en misdaadroman – red.] ook de nieuwe als een detective geschreven roman De aanslag van Harry Mulisch kunnen rekenen.’
Misschien om de verkoopsuccessen van zijn eigen nieuwbakken thrillerauteurs te stimuleren, doet Martin Ros het telkens voorkomen alsof het om iets heel nieuws gaat, maar wat is er voor nieuws aan? Nauwelijks kon de mens schrijven, of de eerste literaire misdaden werden gepleegd. In geen enkel ander onderwerp is het thema Goed versus Kwaad immers zo helder uitgekristalliseerd.
Het onderscheid tussen literatuur en thriller lijkt me in veel gevallen kunstmatig: iets is literatuur of het is het niet, en als het literatuur is kan het een thriller zijn. Wat een onzin om te beweren dat de thriller de literatuur zou inhalen. Hooguit wordt de moderne thriller beter geschreven dan de klassieke detective (hoewel ik dat ook niet in alle gevallen zou kunnen verdedigen) waarin altijd de vraag centraal stond: ‘Whodunnit?’— wie heeft het gedaan?
Heeft dit boek deze aanprijzing nodig?
De nadrukkelijke affichering van Van Zomerens nieuwe boek als thriller wekt de indruk dat De hangende man dit als aanprijzing bedoelde etiket nodig heeft, of toch niet echt literatuur is hoewel het in een literaire serie verscheen. Andere boeken die door De Arbeiderspers als Grote ABC zijn uitgegeven, zoals die van Beryl Bainbridge waarin ook niet zelden sprake is van een misdaad, moeten het zonder het woord ’thriller’ buitenop doen.
Ik zal niet aarzelen om Koos van Zomeren tot de literaire schrijvers te rekenen. Hij heeft een verfijnd taalgevoel, oog voor detail, een sterk sociaal bewustzijn, en hij aarzelt niet om naar ik aanneem autobiografische elementen in zijn werk te stoppen. Maar bovenal heeft Van Zomeren grote belangstelling voor de psyche van zijn hoofdfiguren: hij tekent ze in hun twijfels, hun zwakheden, hun onmacht.
Eerder zou ik De hangende man een psychologische roman hebben genoemd dan een thriller, maar ja, Martin Ros heeft nu eenmaal niet de psychologische roman maar de thriller tot modieus verschijnsel gebombardeerd.
Een kenmerkend aspect voor de boeken van Koos van Zomeren is dat ze de Haagse politiek tot achtergrond hebben (waarom spreekt Martin Ros niet over streekromans?), in dit boek overigens minder nadrukkelijk dan in Haagse lente en Minister achter iralies. De suggestie van werkelijkheid wordt gewekt door het gebruik van namen van bestaande politici. Echte journalisten komen in De hangende man ook voor: nu kunt u eindelijk eens lezen wat ‘de jongens van Het Vrije Volk‘ in Den Haag eigenlijk allemaal uitspoken.
Hoofdpersoon is het kersverse PvdA-Kamerlid Bart Timmer. Erg opschieten met Den Uyl kan hij niet. Voor hem is het politieke bedrijf van zo dichtbij een desillusie en hij kan het niet nalaten om terwijl de formatiebesprekingen in volle gang zijn en hij dus eigenlijk op zijn post moet blijven, zijn geboortedorp in de Betuwe op te zoeken.
‘En daar begint het dan uit een strakblauwe lucht lijken te regenen,’ belooft de flap, maar dat is gelogen want regenen doet het pas op de laatste bladzijde van het boek en het regent dan zeker geen lijken. Wel worden in eerste instantie twee mensen vermoord: de lezer weet door wie. Bart Timmer, die aldus op gewelddadige wijze een broer heeft verloren, gelooft echter dat de dader een ander is, en dat geloof heeft ernstige consequenties, zowel voor de vermeende dader als voor het Kamerlid.
Haagse achtergrond niet noodzakelijk
Tussen dit alles door speelt nog een verliefdheid (liefdesroman?) die niet erg uit de verf komt. De opzet van het boek doet hecht aan, al lijkt de Haagse achtergrond niet dwingend noodzakelijk. De crisis in de sociaal-democratie, waarvan op de achterflap gewag,wordt gemaakt, moet een verband met de actualiteit leggen dat in het boek onvoldoende tot uitdrukking komt. De vraag doet zich voor of het op het verhaal van invloed was geweest als de hoofdrol niet door een politicus, maar bijvoorbeeld door een uitgever werd gespeeld.
De beide moorden en het bloedige vervolg erop hebben niet de natuurlijke terloópsheid, die bij de gemoedeljke stijl van de schrijver hoort, het oproepen van de spanning doet daardoor geforceerd aan. Wat die stijl betreft wil ik nog opmerken dat het veelvuldig gebruik van uitdrukkingen als: ‘Zo eenvoudig was dat’, ‘Dat was’alles’, ‘Zo gaat dat’, ‘Zo gaat dat, met pindakaas’ etc. op den duur wat irriteert. Een schrijver moet niet voortdurend zijn schouders ophalen over wat hij per slot van rekening zelf heeft bedacht.
Niettemin, De hangende man is een volwaardige literaire roman en wat mij betreft mag het woord ’thriller’ voortaan op de boeken van Koos van Zomeren achterwege blijven. Maarten ’t Hart laat op De droomkoningin ook niet zetten dat het een liefdesroman is — dat ziet de lezer, zelf ook wel. En verder ben ik benieuwd wat er gebeurt als Van Zomeren de politiek eens liet rusten. Met Haagse misdaadromans en thrillers worden we nu onderhand doodgegooid, terwijl de politieke werkelijkheid ook niet van thrillerachtige gegevens blijft verschoond. De stormachtige carrière (stormachtig in een glas water dan) van Charl Schwietert is op zichzelf al een thriller, heel wat spannender dan Charls eerste roman: Moord op de informateur.
Frank van Dijl
Koos van Zomeren – De hangende man. De Arbeiderspers.
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk, 11 december 1982